Hall-effect - Wanneer een geleider, waar een electrische stroom door loopt, in een magnetisch veld wordt geplaatst, worden de electrische aequipotentiaaloppervlakken in den geleider gedraaid om een as loodrecht op de richting van den stroom en op die van het magnetisch veld. De draaiïng is het grootst, wanneer de richtingen van stroom en veld samenvallen. Dit verschijnsel draagt den naam van Hall-effect. De hoek, waarover de aequipotentiaalvlakken gedraaid worden, is zoowel met den stroom als met het veld evenredig en hangt verder in sterke mate af van den aard van den geleider.
Bij bismuth is de draaiïng het grootst. Bij verschillende geleiders is de zin der draaiïng dezelfde als bij bismuth, bij andere tegengesteld. Tot nog toe heeft de electronentheorie der metalen het H.-effect slechts gedeeltelijk kunnen verklaren. Het hangt ten nauwste samen met andere galvanomagnetische en thermomagnetische effecten. Bij een geïoniseerd gas is een dergelijk verschijnsel als het H.-effect waargenomen. Het H.-effect is genoemd naar E. H. Hall, die het in 1880 ontdekte.