Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Groth

betekenis & definitie

Groth - (Klaus), bekend Platduitsch dichter, 1819—99, die voor het eerst ernstige kunstwerken in een Platduitsch dialect schreef. Zijn Quickborn (1852), een verzameling ernstige en vroolijke gedichten, w. o.: Min Modersprak, Ut de ol Kränk, Min Jehann, Nan buten, enz., werd met één slag in en buiten het geheele Nederduitsche taalgebied beroemd; een 2de deel: Volksleben in plattdeutscher Dichtung geheeten en even mooie gedichten bevattend ( De Heisterkrog, Rotgeter, Meister Lamp und sin Dochder, enz.) verscheen in 1872. Verder schreef G. voortreffelijke Vertelln (2 dln. 1855—59), ook in Ut min Jungsparadies (1876) en verdienstelijke Hoogd. gedichten: Hundert Blätter (1854), — Zie: J. A. Leopold, Klaus Groth (Mannen van Beteekenis, no. 6, Haarlem 1889), Bartels, KI. Groth (1899); Siercks, K. Groth, Sein Leben und seine Werke (1899).

< >