Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Grillparzer

betekenis & definitie

Grillparzer - (Franz), beroemd Oostenr. dichter, in 1791 te Weenen geb. en aldaar gest. in 1872; zijn tooneelstukken behooren door dichterlijken inhoud, goeden bouw, levendige karakteristiek en mooie taal tot de mooiste dramat. werken, die in de 19de eeuw in het Duitsch geschreven werden. G. studeerde te Weenen in de rechten, was eenige jaren gouverneur bij een adellijke familie en van 1813—56 ondergeschikt ambtenaar in Oostenrijkschen staatsdienst ; hij had een sombere jeugd en door zijn moeilijk karakter een eenzaam leven, waarin tegenspoed en miskenning hem rijkelijk ten deel vielen. Reeds heel jong begon G. te schrijven : vóór zijn 27ste jaar had hij reeds 35 drama’s ontworpen en begonnen, toen de opvoering van het somber romantische treurspel Die Ahnfrau (1817), waarin het noodlot een overheerschende rol speelt, hem beroemd maakte. Veel hooger stond reeds zijn volgend treurspel Sapjiho (1818), dat klassieken eenvoud in stijl en bouw aan een verinnerlijkte stof paarde en nog hooger de trilogie Das goldene Vliesz (1818—20), waarin G. de tragische Medea-sage op een meesterlijke, aan Shakespeare herinnerende, wijze behandeld heeft.

Rijpe kunstwerken zijn König Ottokars Glüclc und Ende (1822) en Ein treuer Diener seines Herrn (1828), waarin nationale onderwerpen bewerkt zijn; liefelijk is Des Meeres und der Lièbe Wellen (1831), de antieke liefdesroman van Hero en Leander, phantastisch en bij opvoering zeer effectvol het droomspel Der Traum ein Leben (1834), dat volkomen onafhankelijk is van Calderon’s gelijknamig werk. Humoristisch is het blijspel Weh dem, der lügt (1838), dat evenals G.’s laatste werken sterk den invloed van Lope de Vega vertoont; het werd bij de eerste opvoering door intriges van persoonlijke vijanden uitgefloten en deze onverdiende smaad heeft den dichter bewogen, zijn latere tooneelwerken geheim te houden. Zoo kwamen de belangrijke drama’s : Ein Bruderzwist in Habsburg, Libussa en Die Jiidin von Toledo (alle in of na 1850 geschreven) eerst na zijn dood aan het licht. Toch was in 1849 een nieuwe periode van beroemdheid voor G. aangebroken ; reeds had eengedicht aan den veldheer Radetzky hem populairder gemaakt dan hij nog ooit geweest was, toen de hernieuwde opvoering van zijn drama’s in het Burgtheater onder Laube’s leiding hem de zoo verdiende waardeering bracht. Maar alle eerbewijzen, die hem daarna tot aan zijn dood in ruime mate gewerden, ontving de dichter met een klagend : te laat I •— Behalve tooneelwerken schreef G. nog verdienstelijke gedichten : Tristia ex Ponto, Jugenderinnerungen im Oriinen (1824), enz.; twee mooie novellen: Das Kloster bei Sendomir (1828) en Der arme Spielmann (1847), veel bittere epigrammen, een Selbstbiographie, die tot 1826 loopt en beschrijvingen van zijn verschillende reizen. — Zie: Ehrhard, Le théitre en Autriche, Fr. Grillparzer (1900); Sittenberger, Grillparzer. Sein Leben und Wirken (1904).