Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gierzwaluwen

betekenis & definitie

Gierzwaluwen - Cypselidae, eene familie van de zangvogels, gekenmerkt door het bezit van zeer kleine, maar krachtige voeten, van welke alle 4 teenen naar voren gericht zijn; de duim kan wel op zij, maar niet naar achteren draaien (behalve bij de Salanganen); de nagels zijn krachtig en scherp. De snavel is zeer kort en, van boven gezien, breed driehoekig; onder- en bovensnavel zijn zwak en buigzaam. De snavel is tot ver achter de oogen gespleten, de mondopening hierdoor buitengewoon wijd. Vleugels lang en smal, de staart is gaffelvormig.

Kleine, maar krachtig gebouwde vogels, over de geheele wereld verspreid, met uitzondering van de koude luchtstreken. Echte luchtdieren, die den geheelen dag zich al vliegende bewegen en meesters zijn in de vliegkunst; op den grond zijn zij echter zeer onbeholpen. In hun vlucht vangen zij tallooze insecten; zeer nuttige dieren. Trekvogels. De nesten worden vervaardigd uit allerlei materiaal, dat door in de lucht verhardend speeksel wordt aaneengelijmd; bij sommigen, zooals de Salanganen, bestaat het nest uitsluitend uit hard geworden speeksel. — In ons land komt slechts voor de gier- of torenzwaluw, Apus apus; lengte lichaam tot 18 c.M., staart 8 c.M., vlucht 42 c.M., bovenzijde zwart tot bruin. Van Mei tot September; een zeer schuwe vogel, die in torens, muurspleten, enz. nestelt; leeft in kolonies bijeen. Zéér nuttig! Zie SALANGAAN en ALPENGIERZWALUW.

< >