Fossores - 1) (dierkunde), zie GRAAFWESPEN.
2) (of fossarii van het Latijnsche, fodere, graven), de doodgravers in de vier eerste eeuwen van het Christendom. Zij waren over de verschillende Coemeteriën verdeeld, legden onder toezicht van een ingenieur (mensor) de begraafplaatsen (catacomben) aan en zorgden voor de begrafenis, in de vierde eeuw treden zij ook op als verkoopers van graven. Hun taak als bewakers van de graven der H.H. gaf hun een eenigszins kerkelijk karakter, daarom worden zij herhaaldelijk onder de clerici genoemd: immers zij ontvingen een kerkelijke wijding. Hun inkomsten bestonden uit giften der geloovigen of uit gelden der kerkekas. Een van de beste voorstellingen van F. is die van den fossor Diogenes, door Boldetti ontdekt en vooral bekend geworden door Wiseman’s Fabiola.