Folklore - Bij alle kultuurvolken bestaat naast de min of meer officieels religie, kunst en wetenschap, een reeks van voorstellingen, volkstradities, zeden en gebruiken, die den geestelijken ontwikkelingsgang niet hebben meegemaakt, een andere geestelijke sfeer ademen, dan de algemeen geldende, en die als een soort geestelijke „onderstrooming” zich met groote hardnekkigheid handhaven. Bij alle kultuurvolken komt zulk een onderstrooming voor, welker religieuze kant vaak als „volksreligie” wordt aangeduid, omdat ze het meest voorkomt buiten de kultuurcentra, en zich vooral openbaart in landbouwgebruiken, geboorte-, doop-, huwelijks- en begrafenis-riten, en in een heirleger van spreekwijzen, uitdrukkingen, liederen, raadsels, sprookjes, legenden, sagen en volksvoorstellingen. In 1846 stelde de Eng. geleerde W. J. Thoms in het tijdschrift Athenaeum voor, den naam f. te gebruiken als inbegrip van al de genoemde voorstellingen en gebruiken. Sindsdien werd de naam f. spoedig populair in den zin van Volkskunde, ter aanduiding van alle niet-officieele voorstellingen en gebruiken, die deels op ethnologisch, deels op godsdienst-historisch terrein liggen.
De f. laat zich dus noch bij de ethnologie, noch bij de godsdienstgeschiedenis indeelen, hoewel beide wetenschappen er mee te doen krijgen. Zoowel onder de ethnologen als onder de godsdiensthistorici ontstond dan ook een „folkloristische” school, die verband legt tusschen deze onderstrooming en de „officieele” religie en mythologie, door òf deze laatste te beschouwen als codifikatie en bewerking van oude volksvoorstellingen òf in de volksvoorstellingen mythologisch bezinksel te zien (Grimm). De stelselmatige bestudeering der f. als zelfstandige wetenschap moet (ondanks de reeds in 1878 te Londen opgerichte F.-Society en het in 1883 begonnen F.-Journal) beginnen; met name moeten de grenzen tegenover de mythologie en de religieuze riten nog worden afgebakend. De studie der f. is uiteraard goeddeels een studie van survivals. — Litt.: Klöpper, F. in England und Amerika, 1899; Gomme, Dictionary of British f., 1899; F. as an historial science, 1908; A. Lang, Custom and myth., 1884; Hartland, Science of fairy tales, 1891. Zie VOLKSKUNDE.