Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Flibustiers

betekenis & definitie

Flibustiers - (afgeleid van Eng. freebooter, Ned. vrijbuiter; in ’t Fr. verbasterd tot flibustiers; of van Eng. flyboat, Ned. vlieboot, Fr. flibot, lichte schepen, waarvan de fl. zich in den aanvang bedienden), zeeroovers uit het eind der 17e en het begin der 18e eeuw; ze hielden hun verblijf op enkele der Zuid-Am. eilanden, en waren steeds in oorlog met de Spanjaarden, wier schepen zij roofden en wier handel zij bestookten, Ze zijn nauw verwant met de boekaniers. Engelschen, Bretagners, vooral Normandiërs leverden hun aandeel in de samenstelling van dit rumoerig volkje. Ze noemden zich zelf kustbroeders (frères de la côte). Hun vlag was een zwart doek met doodshoofd en uurglas. — Bij uitbreiding beteekent het woord roover; ook flesschentrekker, oplichter.

< >