Epenthesis (taalk.) - in ’t algemeen invoeging van een klank, bv. van een d in w.w. als geschie-den (Middelnederl. gescien), verspieden, bevrij-den, kastijden (Middelned. castien); tusschen l, n of r en r van den uitgang: zolder (Middel-ned. solre), kelder (kelre), donder (donre), He-drik (Henrik), zwaarder, verder, enz.
In ’t bij-zonder wordt met e. wel bedoeld de bijzondere vokaalontwikkeling in Grieksche woorden, Fransche, als cuir uit Lat. corium, waarin de i van het suffix den voorafgaanden consonant gepalatali-seerd heeft, waarna zich achter de vokaal van de stamlettergreep een palatale overgangsklank ontwikkelde