Encke (johan franz) - Duitsch sterrekundige, geb. te Hamburg in 1791; hij studeerde te Göttingen onder Gauss, nam deel aan den bevrijdingsoorlog van 1813 tot 1815, en zag zich daarna benoemd tot assistent van Lindenau, aan de sterrewacht op den Seeberg bij Gotha, als welker directeur hij in 1822 optrad. In 1825 werd hij naar Berlijn geroepen als secretaris der Akademie van Wetensch. en als Directeur der sterrewacht. In deze kwaliteit gaf hij naar Bessels plannen de zgn. Akademische Sternkarten uit, en 4 banden Astronomische Beobachtungen auf der Sternwarte zu Berlin (Berl. 1840—56), en redigeerde hij, na Bode’s dood, sedert 1828 het „Berliner Astr.
Jahrbuch”. Hij stierf 1865 te Spandau. —E. was een uitstekend schrijver, die Duitsche degelijkheid paarde aan Fransche helderheid. Hij schreef tallooze artikelen over allerlei onderwerpen uit de praktijk der sterrekunde (berekening van sterbedekkingen, loopbanen van planeten en kometen, dubbelsterren, storingen, de methode der kleinste kwadraten, enz.) in de aanhangsels tot de jaargangen 1830—62 van het Berl. Astr. Jahrb. Na zijn dood werden deze Abhandlungen afzonderlijk uitgegeven (3 banden, Berl. 1866). Grooten naam verwierf zich E. door zijn belangrijke onderzoekingen omtrent den afstand der Aarde tot de Zon. (Die Entfernung der Sonne, Gotha 1822; Der Venusdurchgang von 1769, Gotha 1824). De door hem afgeleide waarde van de parallaxis der zon (8"57) heeft langen tijd voor zeer betrouwbaar gegolden, maar heeft 20 jaar geleden voor een grootere waarde (8"80) moeten plaats maken.
Verdere geschriften: De formulis dioptricis (1845); Ueber das Verhältniss der Astronomie zu den andern Wissenschaften (1846); Ueber die Hansensche Form der Störungen (1858). — Wellicht dankt E. zijn grootsten roem aan zijn onderzoekingen omtrent de naar hem genoemde komeet. Deze komeet werd in 1818 door Pons te Marseille ontdekt. E. bewees hare identiteit met kometen, die in 1786, 1795 en 1805 waren waargenomen en bepaalde haren omloopstijd op 3 jaar en 115 dagen, den kortsten, dien wij kennen. Sedert 1818 is de komeet geregeld waargenomen en de omloopstijd verkortte zich, volgens Encke regelmatig met 2½ uur, volgens latere onderzoekers (von Asten, Backlund) onregelmatig. E.’s verklaring van het verschijnsel der weerstandbiedende middenstof, die de zon omringen zou, wordt niet meer aanvaard. Zie nog KOMETEN.