Eli - een oud-Israëliet, priester bij den Jahwe-tempel te Silo, waar de ark, het nationale heiligdom dier dagen, zich bevond. Hij leefde tegen ’t einde v. d. Richterentijd, ± 1050 v. Chr.; de latere Isr. geschiedschrijvers rekenden hem tot de Richteren. De jeugdige Samuel, uit den stam Efraim, deed, onder. E.’s leiding, dienst bij tempel en ark (vgl.
JOZUA). Tijdens den oorlog tegen de Filistijnen sneuvelden E.’s beide zonen Hofni en Pinehas, bij de nederlaag bij Afek (zie EBEN-HA-EZER); de ark, die zij als priesters vergezelden, viel in handen der Filist.; het bericht van deze ramp veroorzaakte E.’s dood (1 Sam. 1-4). Waarsch. is in dezen tijd ook de tempel v. Silo verwoest door de Filist. (vgl. Jer. 7,12; Ps. 78, 65). Zoo komt ’t dat de nakomelingen van E., nl. de kleinzoon v. Pinehas, Achimélech (1 Sam. 14,3), en diens zoon Abjathar, later als priesters te Nob optreden (1 Sam. 21 en 22). Abj. sluit zich bij David aan, en zoo komen E.’s nakomelingen weer bij de ark, nadat deze in Davids bezit is teruggekeerd (zie BETHSEMES). Door Salomo is Abj. heengezonden, hierdoor is E.’s geslacht definitief v. d. priesterl. waardigh. beroofd (1 Kon. 2,27). — E. is type v. e. slecht pedagoog, die zijn ondeugende zonen niet eens „zuur aanzag”. — De naam E. wordt in ’t Hebr. gespeld met een ain (in ’t Grieksch: Hêli) en heeft niets te maken met den naam Elia.