Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Elath

betekenis & definitie

Elath - Bij de Grieken Elana (of Ail-ân-a of Ail-a), thans Akaba, oude havenstad aan de N. punt v. d. Elaniet. zeeboezem, d. i. de golf v. d. Roode Zee ten O. v. h. Sinaï-schiereiland (1 Kon. 9,26 Schelfzee geheeten). De naam E. beteekent ws. „palmbosch”, ook komt de meervoudsvorm Elôth (vgl. Elîm) „palmboomen” voor; in de nabijheid stond een groot palmbosch.De woestijn ten N. v. E. tot bij Kades heette Paran, Gen. 14,6; 21,21. Door deze woestijn liep de „weg v. d. Schelfzee”, waarlangs de handelskaravanen met koopwaar uit Z.-Arabië naar Kanaän en verder reisden; zie ARABA.

Ten tijde van David ( ± 1000 v. Chr.) en later was E. een belangrijke pleisterplaats: zie ook EZEONGEBER en OFIR. Omdat E. een haven bezat en den grooten verkeersweg naar ’t Z. beheerschte, was ’t een zeer gewenscht bezit, zoowel voor Juda als voor het dichterbij wonende Edom. David stelde, na zijn overwinning op de Edomieten in het Zoutdal, een landvoogd te E. aan. Onder Achabs schoonzoon Jehoram v. Juda (849-842) maakte Edom zich weer vrij; de handelsweg over zee ging voor Juda dus verloren. Amazia (797-779) heroverde de landstreek ten W. v. d. Araba met de Edomiet. hoofdstad Sela en vooral de havenstad E. Uzzia (Azaria) (779-740) versterkte E., maar zonder veel baat; want niet lang daarna, onder Achaz v. Juda (736-728), tijdens den „Syrisch-Efraïmiet. oorlog”, deed (735) konig Rezin v. Damaskus een tocht naar ’t Z., tengevolge waarvan Juda voorgoed ’t bezit v. E. verloor (2 Kon. 16,6 „Edom” te lezen, in pl. v. „Aram” = Syrië).

< >