Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dampdichtheid

betekenis & definitie

Dampdichtheid - In absolute maat de massa van de eenheid van volume van een damp bij bepaalde temperatuur en druk, in relatieve maat de verhouding van de massa van een zeker volume gas bij bepaalde temperatuur en druk tot de massa van hetzelfde volume waterstofgas bij dezelfde temp. en druk. Aangezien volgens de wet van Avogadro in twee gelijke volumina van verschillende gassen bij gelijke temp. en druk evenveel moleculen aanwezig zijn, is de d. tevens de verhouding van de massa van een molecule van het beschouwde gas tot die van een molecule waterstofgas. Het moleculairgewicht van een gas, dat de verhouding voorstelt van de massa van een molecule van het gas tot die van een atoom waterstofgas is gelijk aan tweemaal de d., omdat één molecule waterstofgas twee atomen bevat (zie GAS). Het is derhalve mogelijk, uit de d. van een gas het moleculairgewicht te bepalen.

Daarbij wordt vooropgesteld, dat de wet van Avogadro bij de temperatuur en den druk, waarbij de bepaling der d. geschiedt, geldigheid heeft (zie KINETISCHE GASTHEORIE). Doch, al geldt deze wet niet volkomen, zoodat de bepaling der d. slechts eene benaderde waarde geeft voor het moleculairgewicht, zoo is zulks toch meestal reeds voldoende, aangezien de chemische analyse slechts de keuze overlaat tusschen enkele bepaalde waarden van het moleculairgewicht, die telkens veelvouden zijn van de kleinste waarde. Voor de bepaling der dampdichtheid verdienen twee methodes bijzondere vermelding. Bij de methode van Dunas wordt de dampdichtheid uit drie wegingen afgeleid. Gebezigd wordt een nagenoeg bolvormig kolfje met dun uitgetrokken hals,, hetwelk eerst gewogen wordt, gevuld met lucht (weging I). Vervolgens wordt een weinig van de te onderzoeken vloeistof in het kolfje gebracht, en dit in eene vloeistof van bepaalde temperatuur (b. v. kokend water) geplaatst, welke temperatuur hooger moet zijn dan het kookpunt der te onderzoeken vloeistof. Deze begint derhalve te koken, waarbij de lucht uit het kolfje verdreven wordt; het koken gaat voort, totdat alle vloeistof verdwenen is, en het kolfje gevuld is met den damp der te onderzoeken stof, die den druk heeft van de atmospheer en de temperatuur van de omgevende vloeistof. Daarop wordt het kolfje dichtgesmolten en gewogen (weging II).

Het verschil van de uitkomsten der wegingen II en I geeft het verschil in gewicht van den damp in het kolfje en hetzelfde volume lucht. Nu moet nog het volume van het kolfje bepaald worden. Daartoe wordt van den hals van het dichtgesmolten kolfje onder water de punt afgebroken, waardoor het zich geheel met water vult, aangezien het geen lucht meer bevatte; vervolgens wordt het met water gevulde kolfje gewogen (weging III). Uit het verschil van de uitkomsten der wegingen III en I kan het volume van het kolfje worden afgeleid, met behulp hiervan het gewicht van de aanvankelijk in het kolfje aanwezige lucht, en vervolgens uit het verschil der uitkomsten van de wegingen II en I het gewicht van den damp. Daar nu van den damp bekend is het gewicht, het volume, de temperatuur en de druk, kan de dampdichtheid worden berekend. Bij de methode van Hofmanri wordt eene afgewogen hoeveelheid van de te onderzoeken stof, in een klein fleschje met ingeslepen stop, gebracht in de luchtledige ruimte boven het kwikzilver in eene barometerbuis, welke buis omgeven is door den damp eener kokende vloeistof. Bij deze temperatuur verdampt de vloeistof in het fleschje, waarbij de kwikkolom door de spanning van den damp omlaag wordt gedrukt. Uit de hoogte, die het kwikzilver ten slotte inneemt, kan het volume van den damp worden afgeleid, benevens ook den druk: voorts zijn bekend de temperatuur en het gewicht van de te onderzoeken vloeistof, zoodat de dampdichtheid kan worden berekend.

< >