Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dagvaarding

betekenis & definitie

Dagvaarding - Eene bij explootbeteekende oproeping om voor den rechter te verschijnen. Men onderscheide daarbij: — a) Dagvaarding van den beklaagde in strafzaken. Deze moet volgens art. 143 Sv. behelzen eene opgave van het feit, dat te laste wordt gelegd, met vermelding omtrent welken tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn en tevens de vermelding van de omstandigheden, waaronder het feit zou zijn gepleegd. De termijn van dagvaarding is voor de colleges 10, voor den kantonrechter 8 dagen (artt. 147, 253 Sv.). Zie verder artt. 7, 141 — 144 Sv., voor de dagvaarding van een verdachte om gedurende voorloopige informatiën voor den rechter-commissaris te verschijnen art. 61 Sv. — b) Dagvaarding van de wederpartij in een burgerlijk geding.

Ieder geding neemt met eene dagvaarding bij deurwaarders-exploot een aanvang (art. 1 Rv.), behoudens de op dezen regel bestaande uitzonderingen, o. a. in het geval van reconventieen in al die gevallen, waarin het geding aanvangt met eene verwijzing naar eene terechtzitting door een rechter-commissaris. Indien de zaak tot een volgenden rechtsdag wordt uitgesteld, behoeft niet opnieuw te worden gedagvaard (art. 13 Rv.). — Het exploot van dagvaarding moet behelzen: 1) dag, maand en jaar, voornaam, naam en woonplaats des eischers, met opgaaf der door hem gekozen woonplaats in de gemeente waar de rechter zitting houdt; 2) voornaam, naam en woonplaats van den deurwaarder, naam en woonplaats van den gedaagde, en de vermelding van den persoon aan wien afschrift van het exploot is gelaten; indien eischende of verwerende partij een corporatie, maatschap of handelsvereeniging is, zal deze hare benaming in de plaats van naam en voornaam moeten worden uitgedrukt; 3) zoowel de rechtsgronden als de feitelijke grondslagen van den eisch met eene duidelijke en bepaalde conclusie; 4) de aanwijzing van den rechter, die van de zaak moet kennis nemen; 5) dag en uur, waarop de gedaagde in rechte moet verschijnen (art. 5 Rv.). Bij dagvaarding voor een rechtscollege moet de aanlegger bij het exploot tevens een procureur (ingeval van cassatie een advokaat; art. 406 Rv.) stellen. Bij dezen wordt hij geacht woonplaats te kiezen, tenzij hij eene andere keuze heeft uitgedrukt (artt. 133,343,364 Rv.). In zakelijke.of gemengde rechtsvorderingen wordt het vaste goed in de dagvaarding bij zijne ligging en, zoo veel mogelijk, bij zijn naam en aard omschreven (art. 128 Rv.). In afwijking van het bij art. 5 Rv. bepaalde behoeft een dagvaarding in hooger beroep of revisie de rechtsgronden, waarop het beroep gegrond is, niet uit te drukken (artt. 343, 364 Rv.). In cassatie daarentegen moet zij eene omschrijving daarvan geven met aanwijzing, hetzij van de op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen of van de wettelijke voorschriften, die de eischer beweert te zijn verzuimd, geschonden, of verkeerdelijk te zijn toegepast, hetzij van de beweerde overschrijding van rechtsmacht en de daartoe betrekkelijke wetsbepalingen (art. 406 Rv.). — Door de dagvaarding wordt de feitelijke grondslag van den eisch vastgesteld, zoodat verandering daarin niet toelaatbaar is. Wel kan de vordering zelf worden gewijzigd of verminderd, echter niet vermeerderd (art. 134 Rv.). Slechts kan in hooger beroep vermeerdering plaats hebben ter zake van interessen, renten, huren en andere zaaksgevolgen, sedert het vonnis van eersten aanleg verschenen of ontstaan, of ter zake van kosten, schaden en interessen wegens geleden nadeel sedert dat vonnis. Ook kan een nieuwe provisioneele eisch worden gedaan (art. 348 Rv.). — In den regel heeft men geenerlei machtiging noodig om door dagvaarding eene procedure te beginnen.

In sommige gevallen eischt de wet echter voorafgaand verlof van den rechter. Zoo voor de procedures tot verkrijging van eene verklaring van vermoedelijk overlijden(artt. 523,549 B.W.), tot het doen van rekening en verantwoording (art. 784 Rv.). tot scheiding van goederen (art. 804 Rv.), tot echtscheiding (art. 816, 821 Rv.), tot scheiding van tafel en bed (art. 826) en tot verkrijging van revisie (art. 362 Rv.). — De gewone termijn van dagvaarding is voor den kantonrechter 5, voor de rechtscolleges 8 dagen (art. 7 Rv). Indien de gedaagde binnen het rechtsgebied van een ander gerechtshof woont, wordt de termijn verlengd met 8 dagen (verlengde termijn) (art. 8 Rv.)' Woont de gedaagde niet in het koninkrijk of is aldaar zijn woon- of verblijfplaats niet bekend, zoo gelden nog langere termijnen (artt. 9 en 10 Rv.). In zaken van koophandel zijn de termijnen korter, indien de gedaagde binnen het rechtsgebied van hetzelfde gerechtshof woont, en bedragen zij, naar gelang bij woont in dezelfde gemeente, in hetzelfde arrondissement of, buiten dit arrondissement, in het rechtsgebied van hetzelfde gerechtshof als waarin de rechter, voor wien hij moet verschijnen, zitting houdt, resp. 2, 4 en 6 dagen (art. 301 Rv.). In spoedeischende gevallen kan, althans van de gewone en kortere termijnen, worden afgeweken (artt. 7 en 302 Rv. Zie BREF DELAI). — Indien een exploot aan iemand, buiten het koninkrijk woonachtig, aan zijn persoon binnen het koninkrijk gedaan wordt, of indien hij in eene bepaalde zaak woonplaats daarbinnen heeft gekozen, gelden de termijnen voor ingezetenen vastgesteld, naar gelang van den afstand der plaats waar het exploot aan hem wordt gedaan (art. 11 Rv.). — Wanneer meer personen wegens dezelfde vorderingen op verschillende termijnen moeten gedagvaard worden, zullen allen gedagvaard worden tegen den dag van verschijning, voor den verst verwijderd wonende bepaald (art. 12 Rv.). — Zie ook ANTICIPATIE. — c) Dagvaarding van getuigen of deskundigen (artt. 105, 200,224 Rv.). De termijn van dagv. voor getuigen is in burgerl. zaken 3 dagen, met 1 dag te vermeerderen voor elke 6 uren afstands (art. 105 Rv.); voor strafzaken is geen termijn bepaald.