Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Cyclopen

betekenis & definitie

Cyclopen - volgens Hesiodus zonen van Uranus en Gaia, drie in getal, Brontes, Steropes en Arges, geweldige reuzen met één oog, die aan Zeus den donder gaven en hem den bliksem smeedden. Uranus had ze, evenals al zijne kinderen, in de diepte der aarde verborgen, waaruit zij door Zeus waren gered. Bij Homerus verschijnen de Cyclopen geheel anders: hunne betrekking tot Zeus laat hij ter zijde, en schildert ze als een ruw, geweldig reuzenvolk, dat in het verre westen zonder eenige beschaving, zonder wet en staatsregeling leeft. Het land, hoe vruchtbaar ook, bebouwen zij niet, doch drijven veeteelt en wonen, afgezonderd van elkander, ieder met zijne familie in holen; om de góden bekommeren zij zich niet in hun overmoed.

De vertegenwoordiger dezer woeste wezens is de menscheneter Polyphemus (zie ULYSSES). Toen Ulysses hem door list had overmand, smeekte hij zijn vader Poseidon om wraak en die betrekking blijkt nog uit het offer, dat men op den Isthmus aan de Cyclopen bracht. Toen men later Sicilië voor de woonplaats der Homerische Cyclopen hield, maakte men, terwijl men de voorstelling van Hesiodus daarbij op den voorgrond plaatste, hen tot dienaren van den god Hephaestus (Vulcanus), die binnen in den Etna of op het naburige vulkanische eiland Lipara zijne smidse had en daar voor Zeus donder en bliksemflitsen en voor goden en helden wapens smeedde.