Cobet - (Carel Gabriël), geb. 1813 te Parijs, gest. 1889 te Leiden, studeerde te Leiden onder Bake, Geel en Peerlkamp en deed 1841—45 een studiereis in opdracht der Kon. Akad. v. Wetensch., waarop hij de voornaamste bibliotheken van Frankrijk en Italië bezocht. Sedert 1846 buitengewoon, sedert 1848 gewoon hoogleeraar in de litter. faculteit te Leiden, heeft hij daar de Rom. Antiquiteiten, de Oude Geschiedenis, de Grieksche taal, letterkunde en antiquiteiten (later uitsluitend de laatstgenoemde vakken) met een luister onderwezen als weinigen vóór hem en vele voortreffelijke geleerden gevormd.
Als geleerde gold hij voor den eersten Graecus van zijn tijd en hij is slechts met een Scaliger of Bentley te vergelijken. Een volledige lijst van zijne werken door S.A.Naber in de Mnemosyne XXXIV (1906), aangevuld en verbeterd in deel XXXV (1907). Voor zijn leven zie men de door R. Fruin geschrevene inleiding op de Brieven van Cobet aan Geel uit Parijs en Italië Nov. 1840—Juli 1845 (Leiden 1891) en S.A. Naber, Vier Tijdgenooten (Haarlem 1894). Zijn geschilderd portret hangt in de Leidsche senaatskamer, een gravure is te vinden vóór de uitgave der Brieven.