Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Chroom

betekenis & definitie

Chroom of chromium, scheikundig element, symbool Cr., atoomgewicht 52, in 1797 door Vauquelin in Siberisch roodlooderts ontdekt en aldus genoemd naar het Grieksche yQ&pa, kleur, daar al zijn verbindingen gekleurd zijn. C. komt in de natuur voor als chromaat*. Het eenige mineraal, dat voor de winning van c. practisch belang heeft, is chromiet*.

Gewoonlijk wordt het erts, dat ± 50 % Cr203 pleegt te bevatten, door reduceerend smelten in kroezen, omgezet in ferrochroom*. Als reductiemiddel dient houtskool of cokes, terwijl pik wordt toegevoegd om een scheiding van het mengsel te voorkomen; de verwarming der kroezen geschiedt in vlamovens, al of niet met generator, of in electrische ovens.

De bereiding van zuiver c. is veel omslachtiger; zij vereischt een oxydeerende roosting onder toevoeging van soda en kalk; het laatste dient om smelting te voorkomen; het c. wordt bij deze bewerking omgezet in natriumchromaat, het ijzer in ijzeroxyde.

2 FeCr2O4 ± 7 O + 4 Na2C03 = Fe2O2 + 4 Na2Cr04 + 4 CO2.

Na uitlooging wordt het chromaat door behandeling met zwavelzuur veranderd in bichromaat 2 Na2CrO4 + H2SO4 = Na2Cr2O7 + Na2SO4 + H2O. De bichromaatoplossing wordt, na gescheiden te zijn van het zich afzettende natriumsulfaat, ingedampt en samengesmolten met zwavel; daarbij verkrijgt men het chr. in den vorm van oxyde Na2Cr2O7 + S = Na2SO4 + Cr2O3. Het oxyde is onoplosbaar en kan door uitlooging afgescheiden worden. De reductie van het oxyde tot c. geschiedt door reductie met houtskool of aluminium. Als de reductie met houtskool uitgevoerd wordt in electrische ovens, wordt het c. gesmolten en krijgt men het in compacten vorm; in andere ovens verkrijgt men het in poedervorm. Als toeslag voegt men in electrische ovens aan het mengsel Cr2O3 + 3C, in den regel wat Al2O3 en fluoriet toe. Voor het reduceeren met aluminiumpoeder is noodig, dat de reactie aan den gang gebracht wordt met een kleine hoeveelheid van het mengsel 3BaO2 + Al2; daarna smelt het mengsel onder sterke warmteontwikkeling rustig in en wordt omgezet volgens de formule Cr2O3 + 2Al = Al2O3 + 2Cr. De laatste z.g. thermiet*-methode, het eerst in 1898 door Goldschmidt toegepast, heeft het eerst een grooteren metaal-regulus opgeleverd, en heeft sindsdien de andere methoden vrijwel verdrongen, daar het metaal zuiveren koolstof vrij wordt verkregen.

C. is een sterk glinsterend, bros, hard zilverwit niet magnetisch metaal met sg. ongeveer 6,8, smeltpunt 1540°, kookpunt 2200°. Het behoudt aan de lucht zijn glans; bij gloeien oxydeert het langzaam. In zuren lost het langzaam op, waarbij echter passiviteitsverschijnselen kunnen optreden. In alkalisch oxydeerende agentia lost het op onder vorming van chromaat. C. legeert zich gemakkelijk met andere metalen tot chroom-legeeringen*. Het kan in verschillende valenties optreden, in de chroom verbindingen* 2-, in de chromo-verbindingen 3-, in de chromaten waarschijnlijk 6-waardig. Terwijl het in den 2-en 3-waardigen vorm zich eenigzins als een op ijzer gelijkend metaal gedraagt, nadert het in de chromaten, waar het C. in het zuurion zich bevindt, de zwavel. De 2-waardige, meest roode of blauwe C. verbindingen, die door krachtige reductie van de 3-waardige kunnen verkregen worden, nemen uiterst begeerig zuurstof op, zoodat ze alleen van de lucht afgesloten kunnen bewaard worden.

Het chloride dient wel voor zuurstof absorbtie. De driewaardige chroomverbindingen zijn de gewone zouten; zij worden verkregen door reductie van chromaat. Hun kleur varieert meest van groen tot blauw en paars. Practisch van belang zijn chroomoxyd*, chroomhydroxyde, chroomalium*, chroomphosphaat*. De chromaten, afgeleid van Cr2O3 en het zuur H2 SO4, zijn meest gele tot roode, voor het meerendeel weinig oplosbare stoffen. Zij worden om hun kleur, als verfstoffen of wegens de gemakkelijkheid, waarmede zij zuurstof afgeven, als oxydatiemiddel gebruikt.

Practische toepassing vinden o. a. kaliumchromaat*, natriumchromaat*, loodchromaat*, zinkchromaat*, bariumchromaat en in mindere mate de calciummangaan-, koper-, en ijzerzouten. Behalve de zouten, afgeleid van het zuur H2 CrO4, zijn nog van belang die van een meer CrO3 bevattend zuur H2Cr4O7. Van de zouten hiervan, de bichromaten, spelen vooral het kaliumbichromaat*, natriumbichromaat* en ammoniumbichromaat* een rol. Zie CHROOMVERBINDINGEN. In den laatsten tijd wordt dit metaal zeer veel in de techniek gebruikt voor het vervaardigen van verschillende chroomlegeeringen* o. a. speciaalstaalsoorten zooals: chroomstaal, chroom-nikkelstaal, chroom-vanadiumstaal. Het bekende sneldraaistaal voor draaibeitels is een chroom-wolf ramstaal.

< >