Chorepiscopus - (Choorbisschop, ênCoxonog zojv dygiöv, yj-uQETtiay.oTiog), in het Oosten de bisschop van een tot een stad behoorend landsgebied in tegenstelling tot den stads-bisschop (èniononog rijg TioAécog); aan hem was toevertrouwd het kerkel. bestuur van het lands-gebied. Van C. wordt eerst op de synoden begin 4de eeuw gewag gemaakt en hun bestaan is bewezen voor KleinAzië, Syrië, Armenië, Egypte, Arabië, Mesopotamië, meermalen meerdere tegelijk in een diocees. Hun rechts-stelling werd immer meer beperkt. Oorspronkelijk met den stad-bisschop gecoördineerd, later aan hem ondergeschikt, werden zij door de synode van Ancyra (314) en Antiochië (341) in de wijding van diakens en priesters van het schriftelijk verlof van den stad-bisschop afhankelijk gemaakt.
De synode van Sardica (343?) zocht de C. te beperken, die van Laodicea (tusschen 343 en 381) in hun plaats periodeuten (circuitores, visitatores), d. i. ambtorganen van den stad-bisschop, zonder vaste woonplaats aan te stellen. Zoo verdween het instituut langzamerhand, in het Oosten wordt er ’t laatst melding gemaakt op het 2e Concilie van Nicea (787); slechts bij de Nestorianen hield het stand tot de 13e eeuw, bij de Maronieten en Jacobieten tot heden. In de veelomstreden vraag of de C. in het Oosten bij uitzondering of voor -t grootste gedeelte of allen eigenlijke bisschoppen zijn geweest, neigt men in den laatsten tijd tot de laatste opinie over; na de synode van Laodicea waren zij zeer zeker meest slechts priester. In het Westen traden de C. merkwaardig eerst op in de 8ste eeuw in Frankische diocesen, hier gewoonlijk slechts als helpers van den bisschop in zijn residentie, en gewoonlijk zonder eigen begrensd gebied, en vooral bij vacaturen van zetels van beteekenis. Hun steeds toenemende invloed deed heftigen tegenstand ontbranden, waarbij men zich tegen hen ook van vervalschte decretalen bediende. In hun plaats kwamen de aartsdiakens, die niet de bisschoppelijke waardigheid hadden.