Caprivi - de Caprera de Montecuccoli (Georg Leo von), geboren 1831, gestorven 1899, Duitsch militair en staatsman, rijkskanselier 1890—1894. Werd opgevoed te Berlijn; kwam in 1849 in militairen dienst; nam deel aan den veldtocht van 1866 tegen Oostenrijk; streed in den Fransch-Duitschen oorlog in de veldslagen rond Metz en bij Orleans. Na den vrede bekleedde hij verschillende militaire functies; van 1883 tot 1888 die van chef der admiraliteit:
als zoodanig was hij belast met het vloot-commando, met de organisatie van het departement en met de verdediging van marine in den Rijksdag. Bismarck schijnt destijds reeds in Caprivi den mogelijken opvolger gezien te hebben, daar hij zich een man van groote administratieve bekwaamheid had betoond en zich niet had gebonden aan eenige politieke partij; na het gedwongen aftreden van den grooten kanselier (20 Maart 1890) werd Caprivi door zijn jongen keizer tot Rijkskanselier, Pruisisch ministerpresident en minister van buitenlandsche zaken benoemd. De moeilijkheid, die zich immer voordoet, waar het geldt de intieme verhouding van een leidend minister tot zijn vorst vast te stellen en beider aandeel te bepalen in de maatregelen van bewind, doet zich hier in bijzondere mate gevoelen, wijl Caprivi steeds geweigerd heeft memoirés voor latere publicatie te schrijven; van den aanvang af schijnt hij echter de verhouding tot zijn vorst te hebben opgevat in den zin van militaire gehoorzaamheid. In Juli 1890 kwam een overeenkomst tot stand met Engeland over de invloedssferen in Afrika, waarbij Caprivi zich een meer bescheiden onderhandelaar betoonde dan Bismarck was geweest. In ruil voor Helgoland werden de Duitsche aanspraken op Zanzibar opgegeven; Duitsch Oost-Afrika zou zich tot de grenzen van den Congo-staat uitstrekken en sloot aldus op onaangename wijze de verbinding Kaapstad-Caïro af; Duitsch Zuid-West Afrika werd met een smalle strook Oostwaarts (Caprivi’s vinger) tot de Zambesi verlengd. — In de binnenlandsche politiek volgde op het scherpe gouvernement van Bismarck een bewind van conciliatie: de socialisten-wet, die in 1890 afliep, werd niet hernieuwd, terwijl de sociale wetgeving werd uitgebouwd met de wet van 12 Mei 1891 (beperking van den kinderarbeid; maximum-arbeidsdag van 11 uur voor vrouwen; inrichtingen van veiligheid in de fabrieken); Polen en Elzassers ondergingen zachter behandeling; aan het Katholieke Centrum werd voldoening geschonken door het verlof tot terugkeer van de Redemptoristen en doordat seminaristen van den militairen dienst werden vrijgesteld; de nationaal-liberalen zagen met voldoening, hoe de regeering van het uniform protectie-stelsel terugkeerde tot de staatkunde der handelstractaten. — Het korte bewind van Caprivi werd tweemaal door een politieke crisis geschokt; in 1892 naar aanleiding van de onderwijswet, die volgens veler oordeel de geestelijkheid te zeer in het gevlei kwam — de keizer liet zijn minister los —; het daarop gevolgd verzoek om ontslag werd weliswaar niet aangenomen, maar het ambt van eersten minister van Pruisen werd opgedragen aan den graaf van Eulenburg; en in 1893, toen de Rijksdag, die de voorgestelde legerversterking had afgestemd, werd ontbonden. — Het ontslag van Caprivi in 1894 vond zijn naaste aanleiding in de omstandigheid, dat hij niet kon medegaan met zijn Pruisische ambtgenooten, die wetgevende maatregelen overwogen tegen die elementen, die de bestaande maatschappelijke toestanden aanvielen (Umsturzvorlage); de diepere oorzaak echter school in zijn handelspolitiek en in den daardoor gewekten tegenstand der agrariërs.
Het eenvormige tarief, waarin Duitschland bij zijn overgang naar het protectionisme in 1879 heil gezocht had, toonde steeds duidelijker zijn nadeelen: niet alleen in de hooge broodprijzen, maar ook hierin, dat het bijzondere overeenkomsten met andere landen uitsloot en geen gelegenheid bood, om voor den afzet van eigen industrieproducten in den vreemde den weg te effenen door het openstellen van eigen grenzen voor artikelen uit bepaalde landen; voor Duitschlands groeiende industrie sloot aldus het autonome protectie-stelsel de vreemde markten steeds meer af. Zoo kwam in 1891 een overeenkomst tot stand met OostenrijkHongarije, waarbij de Donau-monarchie tegen verlaging der graantollen van Duitsche zijde het eigen tarief voor een aantal Duitsche artikelen lager stelde. Dergelijke tractaten werden met Italië, met België en met Zwitserland; later met Servië en met Roemenië gesloten. Het voorgestelde handelsverdrag met Rusland van Januari 1894 deed bij de conservatieve agrariërs de gal overloopen: tarief verlagingen in den vreemde werden steeds met vermindering van invoerrechten op landbouwartikelen betaald; de akkerbouw, „das erste und bedeutendste Gewerbe, die festeste Stütze des Reiches und der Einzelstaaten” naar de in 1893 gestichte „Bund deutscher Landwirte” verklaarde, heette door de regeering droef verwaarloosd. Het RussischDuitsche handelsverdrag werd, vooral met de hulp van het Centrum, door de regeering binnengehaald, maar de wraak der Conservatieven bleef sedert Caprivi bedreigen. — R. Arndt, Die Reden des Grafen von Caprivi (Berlin 1894).