Bruant (Aristide), geb. te Courtenay (Loiret) in 1851, begon met „café-concert”-liedjes te maken, trad vervolgens op in „le Chat Noir” en stichtte later een eigen cabaret „le Mirliton”, dat een tijdlang grooten opgang maakte. Zelfs de hoogere en hoogste standen bezochten deze inrichting en de bezoekers kwamen niet alleen om van B.’s geestige, vaak heftige en bittere, maar toch ook niet zelden aandoenlijke „chansons” en „monologues” te genieten, waarin allerlei, gewoonlijk argot-sprekende typen, die de Parijsche straat bevolken, optreden. Zij werden ook aangetrokken door de verschijning van den „cabaratier”, die, in een rood hemd uitgedost, zijn zaaltje op en neer liep en zijn gasten, in den volksbuurt-toon, zoogenaamde „engueulades” toediende, d.w.z. hun ongezouten allerlei lieflijkheden naar het hoofd slingerde.
Vele „chansons” zijn verzameld in Dans la Rue I (1889), Dans la Ruell (1895) , Chansons nouvelles (1895), Sur la Route (1896) . B. is ook de schrijver van een woordenboek in twee deelen: VArgot au XXe siècle, français-argot, argot-français. — Zie: B. Millanvoye, Anthologie des poètes de Montmartre, Paris, Paul Ollendorff.