Blauwsel of smalt, een kobaltkleurstof in fabrieken bereid door gerooste kobaltertsen met kwartszand en potasch te vermengen en dit mengsel in potten in een glasoven te smelten; het op die wijze verkregen glas wordt, zoodra het uit den oven komt, in water uitgegoten, waardoor het zeer broos wordt en tot een grof poeder uiteenvalt; daarop wordt het door stampen verbrijzeld en na toevoeging van water in molens fijn gemalen; de fijngemalen stof wordt voorts met water in groote waschvaten geslibd; het product, dat allereerst bezinkt, is het grofst van korrel en wordt strooiblauw of strooizand geheeten; het wordt hetzij nogmaals vermalen, hetzij dadelijk in den handel gebracht. Zijn naam heeft het te danken aan het feit, dat het vroeger veel door plattelandshuisschilders gebruikt werd, die het in een natte verflaag strooiden, waardoor een eigenaardig effekt ontstond. Door herhaald malen en slibben verkrijgt men verschillende kwaliteiten blauwsel, die naar grofheid en kleur behalve het strooiblauw in 3 soorten worden onderscheiden n.l. couleur of grosbleu, eschel en sumfeschel. De laatste fijnere soorten zijn de beste.
Voor het verkrijgen van een diepblauwe kleur wordt groote zuiverheid van het produkt vereischt. Vooral nikkel, ijzer en koper moeten tot op sporen na worden verwijderd, daar de gele en bruine kleur van hun glassoorten, de blauwselkleur zeer ongunstig beinvloedt. In den laatsten tijd is het als middel om te blauwen grootendeels vervangen door het kunstmatig ultramarijn. Het b. werd het meest gebruikt voor het blauwachtig kleuren van papier, aardewerk, glas, email. Als olieverf bezit b. geen dekvermogen en heeft dus weinig waarde. Waschblauwsel of nieuw blauwsel, zie INDIGO. Uit het troebel water, dat van het eerste waschvat in een tweede afgegoten wordt, bezinken achtereenvolgens het blauwsel en het slijkeschel. Door herhaaldelijk te malen en te slibben verkrijgt men verschillende kwaliteiten blauwsel; de beste (die welke het rijkst is aan kobalt en het fijnst van korrel is), heet koningsblauw.