Bijspenen - die men bij koeien en stieren aantreft, zijn kleine spenen, die bij de koe in den regel op de achtervlakte van den uier, naast de vier gewone spenen, voorkomen. De veehouders zien zulke b. gaarne en beschouwen deze als een bewijs, dat de koe een goede melkgeefster is. De speentjes zijn in den regel niet zoover ontwikkeld, dat er een tepelkanaal in is.
B., die open zijn, heeft men niet gaarne, omdat de opening een porte d’entrée vormt voor microorganismen, die ziekten van den uier kunnen doen ontstaan. Bij stieren vindt men de b. dikwijls ten getale van twee of vier op de voorvlakte van of juist voor den balzak gelegen. Men ziet ook deze b. gaarne, omdat men er een aanwijzing in ziet, dat de stier op de nakomelingen de eigenschap van melkrijkheid zal overbregen.