Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Baalzeboeb

betekenis & definitie

Baalzeboeb - de Philistijnsche god van Ekron, wiens orakel zóó beroemd was, dat Ahazia, de koning van Israël, het ging raadplegen, vgl. 2 Kon. 1 : 2,3,6,16.’t Hebr. woord bet. ws. vliegengod. Reeds de Grieksche vert. en Flavius Josephus vatten het zoo op. De moeilijkheid is, dat in ’t N.T. beelzeboel gelezen wordt en er onder verstaan: heer der duivelen = Satan.

Waarom zou een vliegengod der Philistijnen tot Satan worden? De Talmud verklaart: „de booze geest ligt als een vlieg aan de deur van het menschelijk hart” (Berach, 61a), en ook: „in het slachthuis van den tempel werd nooit een vlieg gezien” (Abōt 5, 8); — Movers leest baal zeboel en vertaalt: „heer der (hemelsche)woning”; Cheyne leest i.pl.v. zeboeb: zebit, en zegt „ze” = „van”, „bit” =„huis”, dus heer v.h. huis; Halévy houdt zeboeb voor een plaatsnaam; Baudissin denkt, dat de verandering zeboeb — zeboel onbewust was en vergelijkt bab-el-mandeb — bab-el-mandel. Ws. is de verandering zeboeb in zeboel bewust geschied en is ’t een toespeling op het Aram. zabal = mesten, meton. voor „heidenoffer”. ’t Is dan analoog aan „bosjet” (zie BAAL), en een verachtelijke uitdrukking voor een heidengod.