Autotypie - op photographische reproductie berustend hoogdrukprocédé, waardoor schijnbaar ook middentinten door middel van boekdruk kunnen worden weergegeven. Deze uitvinding maakte de groote vlucht der moderne boekillustratie mogelijk, vooral ook omdat de zoodoende verkregen cliché’s spoedig gereed en billijk in prijs zijn. De afbeeldingen worden tot dit doel op zink overgebracht, voor groote opslagen op koper, dat bovendien fijnere weergave der détails waarborgt. Tot verhooging van het effect der afdrukken is zg. kunstdrukpapier, glanzend of mat, gewenscht.
Tot het vervaardigen van een autotypie-cliché wordt het origineel eerst langs photographischen weg op eene lichtgevoelig gemaakte glasplaat overgebracht, voor welke plaat bij de opname een zg. roosternegatief geplaatst is, waardoor het beeld regelmatig in vakjes wordt verdeeld, welke evenwel niet storend op de afbeelding werken. Dit rooster, in 1879 door Georg Meissenbach te München uitgevonden, speelt de hoofdrol in de autotypie. Twee spiegelglasplaten, waarop diagonaalsgewijze rechte lijnen (24 tot 80 per cm.) zijn gegraveerd en ingezwart, worden tot dit doel zóó tegen elkaar gekit, dat de lijnen elkaar loodrecht kruisen. Aan de lens van het photographie-toestel bevindt zich een zg. omkeerprisma, een onder een hoek van 45 graden geplaatste en aan de oppervlakte weerkaatsende spiegel, die voor de omkeering van het beeld zorgt, opdat straks bij het copieeren van ’t negatief een omgekeerd cliché kan ontstaan, dat in de boekdrukpers weer juiste afdrukken levert. Na het scherpstellen plaatst de chemigraaf vooraf een vel wit papier voor het orgineel en belicht hij eenigen tijd met behulp van een klein diafragma, opdat straks in de donkere partijen meer teekening bewaard zal blijven. Dit zou anders niet het geval zijn, omdat de donkere gedeelten langer belichting dan de lichte vereischen. Na de nu volgende belichting van het origineel op dezelfde plaat (met grooter diafragma), vertoont het vervolgens ontwikkelde collodion-negatief een beeld, waarop de door het rooster doorgelaten lichtstralen zwarte punten hebben gevormd, welke grooter of kleiner zijn, naar gelang ze lichter of donkerder plaatsen van het origineel weergeven, een verschijnsel, dat tot heden niet afdoende verklaard is. Het negatief wordt nu op de lichtgevoelige (zg. émaille) laag eener gepolijste metaalplaat gecopieerd en daarna ontwikkeld, waarbij de chromaat-gelatine om de punten (nu klein in de lichte en grooter in de donkere partijën) geheel wordt weggebeten.
Nadat deze punten nog door verhitting zijn versterkt, wordt de contrastrijkheid van het cliché door herhaald etsen in salpeter- of zwavelzuur verhoogd. De eerste maal krijgt het geheele cliché een korte beurt, de volgende keeren worden alleen de gewenschte partijen aan de werking van het zuur blootgesteld, waarbij de andere deelen door eene zorgvuldige bedekking met eene asfalt-oplossing worden beschermd. Nadat de overtollige metaalranden zijn verwijderd en de afbeelding meestal door lijnen is omgeven, kan het cliché gemonteerd worden, d.w.z. door een houtblok op letterhoogte gebracht, om in de boekdrukpers te worden afgedrukt. De vervaardiging eener autotypie voor Diepdruk geschiedt op nagenoeg gelijke wijze. Van het rasternegatief wordt echter eerst een diapositief gemaakt,dat vervolgens op de metaalplaat wordt gecopieerd. Zie ook GIGANTOGRAPHIE.