Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Appingedam

betekenis & definitie

Appingedam - stadje in het Noorden der provincie Groningen. Sinds onheugelijke tijden, en nog steeds, centrum van „Fivelingo”. Het heeft een belangrijk historisch verleden en was van oudsher — naast Groningen — de eenige stad in bovengenoemde provincie. Het jaartal der stichting is onbekend, maar valt vóór 1308.

In 1327 werden de stedelijke rechten van Appingedam bevestigd door den Frieschen Landdag te Aurich bij den Upstallboom. Een afschrift dier oorkonde berust in het gemeentearchief. Van George van Saksen kreeg de stad, die zeer toenam in bloei het recht jaarmarkten te houden. De eerste helft der 16de eeuw bracht echter ramp op ramp, in den strijd, die om ’t bezit van Groningen gevoerd werd tusschen den Hertog van Saksen als Heer van Friesland, in wiens rechten later Karel V trad, den Graaf van OostFriesland en den Hertog van Gelderland; zoo werd het in 1501 belegerd door de Groningers, doch vruchteloos, dank zij de hulp van graaf Edzard van Oost-Friesland; in 1514 echter ingenomen, geplunderd en uitgemoord door den Hertog van Saksen, in 1515 veroverd door Karel van Gelder, den bondgenoot van Groningen. In 1516 werden op last van Groningen muren en wallen geslecht. Weder versterkt door de Gelderschen werd de stad in 1536 door Schenk van Toutenburg, bevelhebber van Keizer Karel V, ingenomen. De geheele stad zou worden geslecht, doch dit bleef beperkt tot de vestingswerken. Na de Reductie in 1594, waarbij A. tot de Unie overging, kwamen handel, scheepvaart en nijverheid der stad tot nieuwen bloei (zie Dr.

G. Acker Stratingh in zijn „Appingedam als stad beschouwd” in Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde van Groningen deel VIII). Bij twee vonnissen der Staten-Generaal d.d. 4 Dec. 1610 en 3 Juli 1611 kreeg de stad herstel harer rechten omtrent vrijheid van handel en in- en doorvoer door Groningen, (zie P. G. Bos, Het Groningsche Gild- en Stapelrecht). De van oudsher bloeiende paardemarkten zijn nog steeds de voornaamste in de geheele streek. In 1748 had het zoogenaamd Boerencongres te Appingedam plaats. Uit geheel Hunsingo, Fivelingo, ’t Gorecht en Westerkwartier kwamen de volmachten met hunne dorpsgenooten, ten getale van meer dan 1500 in A. samen, om te bevorderen, dat aan Willem Karel Hendrik Friso meer macht werd opgedragen. De 19de eeuw bracht eerst stilstand, later achteruitgang, en vooral na opheffing der Rechtbank een periode van slapheid, rust, en in ’t algemeen van gebrek aan energie. Hoofdbronnen van bestaan zijn: handel in ‘t klein met de omliggende streek, en industrie, die in de laatste 20 jaar krachtig opleeft. Er zijn: een timmerfabriek, stroocartonfabrieken, een fabriek van landbouwwerktuigen, een vlasfabriek, een motorenfabriek.

Het product van de laatste („Bronsmotor”) heeft wereldvermaardheid. De bevolking is in dien tijd met 1/3toegenomen en is in ’t algemeen welvarend, zonder dat men kan spreken van veel rijkdom of armoede. Hoewel de oude huizen verdwenen zijn, wijst de plattegrond van de kom naar het verleden. Het Damsterdiep — waarover 4 bruggen — doorsnijdt de plaats op zoodanige wijze, dat de achtergevels van twee straten of in het water zijn opgetrokken of daaraan met kleine tuintjes grenzen; enkele gedeelten der huizen zijn over het water gebouwd. Met dit diep loopen de drie hoofdstraten evenwijdig. Van oude gebouwen bleven slechts over, het in 1630 gestichte en in 1911 gerestaureerde kleine doch fraaie, in renaissance-stijl gebouwde Raadhuis en de groote Kerk. Deze laatste is vermoedelijk in de 13de eeuw gesticht en een der meest eigenaardige gebouwen van oudFriesche bouwkunst. In de kerk is een fraaie, in renaissance-stijl gebeeldhouwde preekstoel en verschillende andere gestoelten; ook oude grafsteenen (zie het artikel van S. Koldijk in den Groningschen Volksalmanak 1913).

Van het oude Augustijner klooster, het aan het Damsterdiep gelegen slot Dijkhuizen en de burchten Oost- en West-Snelgersma is niets meer overgebleven. De stad A. bezat vroeger muntrecht; van de aldaar geslagen munten bestaan nog enkele exemplaren. Ten raadhuize bevindt zich de afbeelding van een Zilveren Phliipsdaalder van het jaar 1579 geslagen door Henrich Velthuizen. Voor de geschiedenis zie men ook: Mr. E. R. Borgesius. Geschiedenis van de stad Appingedam.

Bevolking in 1810 1536.

in 1910 5275.

in 1915 5858.

< >