Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Apelles

betekenis & definitie

Apelles - de grootste schilder der Oudheid, tijdgenoot van Alexander den Groote, geb. te Colophon, eerst leerling van Ephorus te Ephĕsus en daarna van Pamphilus (356-308 v. C.) te Sicyon. Later woonde hij te Cos. Onder de regeering van Philippus begaf hij zich naar Macedonië, waar hij de gunsteling van Alexander den Groote werd, die zich door hem alleen wilde laten schilderen. Na diens dood ging hij naar ’t hof van Ptolemaeus te Alexandrië en keerde vandaar naar zijn vaderland terug, waar hij omstreeks 300 v. C. overleed.

Plinius geeft een lange lijst van zijne stukken, waarvan niets is bewaard gebleven. Beroemd waren vooral zijne „Anadyomene” (de uit de zee opduikende Aphrodite), dat den tempel van Venus te Cos versierde en door keizer Augustus naar Rome in den tempel van den tot god verklaarden Caesar is overgebracht; verder zijn portret van „Alexander” met den bliksemschicht voor den tempel van de Ephesische Artemis, zijne „Artemis” temidden van een rei van offerende maagden, ook zijne drie „Gratiën”, waarbij de dood hem verraste en dat geen schilder daarna durfde voltooien. Zijn kracht ligt vooral in de bevalligheid zijner figuren en in zijne volmaakte techniek. Zijn edel karakter werd steeds geprezen en vele anecdoten omtrent hem waren in omloop: zoo zijn bezoek in het atelier van zijn kunstbroeder Protogenes te Rhodus, zijn afluisteren van de critiek eens schoenmakers op een zijner schilderijen, waarvan het nesutor ultra erepidam (schoenmaker, blijf bij je leest) afkomstig zou zijn; ook het nulla dies sine linea (geen dag zonder streek) werd aan hem toegeschreven. Zijne drie verhandelingen over de techniek der schilderkunst, die tijdens Plinius nog bestonden, zijn ons niet bewaard gebleven.