Algardi (alessandro) - Italiaansch beeldhouwer, geb. te Bologna, 1602, overl. te Rome 10 Juni 1664. A. was leerling van den schilder Lodovico Carracci te Bologna en van den beeldhouwer Giulio Caesare Conventi. Van 1622 af werkte hij aan het hof van hertog Ferdinand te Mantua, voornamelijk aan kleine decoratieve voorwerpen van ivoor en aan ontwerpen voor dergl. stukken in brons of zilver. Hij bezocht Venetië en was sedert 1625 te Rome, waar hij in het begin slechts met moeite, door het restaureeren van antieke beelden (Mercurius-Ludovisi in het Museo delle Therme e.a.), in zijn onderhoud kon voorzien.
Voor den Kardinaal Ludovisi maakte hij ook zijn eerste (?) werk in marmer, la Sicurezza (kind op een schildpad), dat een tegenstelling vormde met een ander dergl. stuk (kind, dat door een slang wordt gebeten). Verder vervaardigde hij ook te Rome in het begin om den broode vele kleinere werken in brons en ivoor, benevens modellen voor goudsmeden en teekeningen voor graveurs. Zijn eerste meer belangrijke bestelling was die van 4 kl. beelden in stucco voor een kapel van S. Silvestro a Monte Cavallo. Terwijl hij hier werkte, leerde hij Domenichino kennen (1630). Veel van de voorwerpen, door hem als sierkunstenaar vervaardigd, zijn thans niet meer aan te wijzen en ons slechts uit oorkonden bekend. Enkele ivoren statuetten zijn nog over. Eén moet er o.a. te zien geweest zijn op de retrospectieve tentoonstelling te Amsterdam 1873 (David als overwinnaar). Daarentegen zijn er in de meeste verzamelingen van dien aard vele teekeningen van zijn hand en van zijn monogram voorzien, te vinden.
Sedert 1640 verkreeg hij opdrachten van grooter omvang en weidscher strekking. A. was juist in dit jaar principe van de academie d. S. Luca. Wij noemen hier eerst de meer dan levensgroote marmeren groep v.d. hl. Filippo Neri met den knielenden engel in S. Maria in Vallicella, waarmee hij zijnen roem verwierf (1640). In 1641 volgde de groep van de onthoofding v.d. H. Paulus boven het hoogaltaar v. S. Paolo te Bologna. Het toppunt van zijn roem bereikte A. gedurende de regeeringsjaren van Paus Innocentius X 1644-1655, bij wien hij de plaats van den in ongenade gevallen Bernini innam. In dezen tijd leidde hij de bouwwerken van de Villa Belrespiro voor Porta S. Pancrazio (Villa Doria Pamphili) te Rome, voorzag de gevels van beeldhouwwerken, zorgde tevens voor de decoratie van vier stucco-plafonds binnen in, en ontwierp de fonteinen, enz. voor de tuinen. In dezelfde jaren was hij zeer bekend als portrettist, vervaardigde tal van busten en in 1645 het meer dan levensgroot beeld van den Paus in brons. Dat zijn roem ook buiten de grenzen van Italië was doorgedrongen, bewijst de poging van den kardinaal Mazarin om A.
1648 naar Parijs te doen verhuizen. Kort vóór het jaar 50 voltooide hij het lang te voren begonnen, maar tijdelijk opgegeven grafmonument van Leo XI in St. Pieter. In dezelfde kerk, in de kapel v. d. Madonna Colonna, werd het door A. geschapen reusachtig relief in marmer geplaatst: Attila, dien de paus Leo I belet, Rome te belegeren (in het jubeljaar 1650). Als bouwmeester leert men hem vooral kennen uit den gevel van de barokke S. Ignazio-kerk te Rome, waarvan hij ook de versieringen van stucco binnen in, heeft ontworpen. Na de voltooiïng van het relief met Attila verhinderde hem zijn slechte gezondheid de verder opgedragen werken te voltooien. Tegenover Bernini is A. de mindere, wat aangaat den grooten stijl der composities.
Zelden heeft hij ook dat weeke, levende, dat ademende aan zijn marmeren figuren, weten te verleenen. In zijn werk is iets kleins, dat eraan herinnert, dat deze man zich inderdaad zooveel met kleine opdrachten heeft ingelaten. Men mist ook dat breed, overzichtelijk verdeelen der geheele compositie, waar Bernini, trots zijn ingewikkelde gevallen, in uitmunt. Tijdgenooten prijzen veeleer zijn vlijt en de zorgvuldige behandeling van de grondstof, waaruit hij alle effecten wist te halen, die de beeldhouwers van dezen tijd, de schilders op zij strevend, ermee wenschten te bereiken. Van zijn leerlingen zijn vooral Ercole Ferrata, Domenico Guidi en Francesco Baratta bekend geworden. Voor de meer uitvoerige lijst van zijn werken en de litteratuur, zie het artikel van Hans Posse in Thieme-Beckers Kühstlerlexikon.