v. (-s), apparatuur voor het machinaal vervaardigen van zetsel.
(e) Zetmachines voor zetsel van →lettermetaal worden in twee groepen verdeeld.
1. De regelzetmachines. De bekendste typen, Linotype en intertype, komen in grote trekken overeen. Ze komen voor als machines met een, twee, drie en vier magazijnen, elk gevuld met ca. 1500 matrijzen van een bepaald lettertype en -grootte. Door de tekst op een toetsenbord uit te tikken, vallen de matrijzen in de vereiste volgorde. De woord tussenruimten worden verzorgd met zgn. wigspaties; deze worden zover ingedrukt dat de matrijzenregel op de desbetreffende zetbreedte wordt uiteengedrukt (het zgn. uitvullen). Vervolgens wordt lettermetaal in de matrijzen gegoten, dat na koeling een vaste regel oplevert en de matrijzen worden weer over de magazijnen gedistribueerd. Deze zetmachines kunnen volautomatisch bediend worden met behulp van een ponsband door toepassing van een zgn. teletype, zelfs via telefoonkabels.
2. Losse-letter-zetmachines. De monotype heeft een toetsenbord waarmee een 31-kanalige ponsband gemaakt wordt. Deze wordt toegevoerd aan een afzonderlijke gietmachine, die een matrijzenraam bezit met 272 matrijzen. Het zetsel wordt letter voor letter gegoten. Door zijn nauwkeurige mechanische telsysteem is deze zetmachine vooral geschikt voor kwaliteitswerk en ingewikkeld zetwerk (tabellen, formules e.d.).
De Toodzetmachines’ worden steeds meer vervangen door ‘koudzetmachines’, zoals de →composer en de machine voor fotografisch zetten. De eerste generatie fotozetmachines omvat voornamelijk ‘omgebouwde’ loodzetmachines. De lichtbron is een constant brandende gloeilamp, de produktie bedraagt 10000-15000 tekens/h (b.v. intertype Fotozetter en Monophoto mark IV en V) of 40000 tekens/h (Monophoto 400). De tweede generatie fotozetmachines komt het meest voor in de middelgrote bedrijven. De lichtbron is een xenon-flitsbuis (0,1 𝜇s), de produktie bedraagt 35 000—300 000 tekens/h. Ook toetsenbord gestuurde machines komen voor.
Een groot probleem is het filmtransparant, waardoor kolomsgewijze tekstopmaak nog zeer moeilijk of onnauwkeurig is. De derde generatie werkt met de elektronenstraalbuis ais lichtbron. De beeldopbouw vindt niet meer rechtstreeks plaats, maar een lettergrid (een raam waarop letters, cijfers enz. in horizontale en verticale rijen zijn afgebeeld) wordt in verticale lijnen afgetast en via een lens op het fotografisch materiaal geprojecteerd. Ook kunnen de tekens in de vorm van digitale informatie in een kerngeheugen zijn opgeslagen (b.v. bij de Digiset). Deze worden op commando op een beeldbuis geschreven en optisch op het fotografisch materiaal overgebracht. De theoretische snelheid kan 3333 tekens/s bedragen, de beeldopbouw van de Dymo Laser Composer DCL-1000 levert 1000 regels/min.
Voor deze snelle machines is veel voorbereidend werk nodig met toetsenborden en leesmachines, die de informatie in geheugens (b.v. magneetband, schijfgeheugen) verzamelen. De vierde generatie werkt met een laserstraal als lichtbron. Het Monotype Systeem 3000 kan 1440 regels/ min bereiken. Verwacht wordt dat met deze generatie gehele krantepagina’s, compleet opgemaakt, gezet zullen gaan worden in enkele minuten. Daarvoor is echter een zeer grote computercapaciteit vereist.