Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wittgenstein (ludwig josef johann)

betekenis & definitie

Oostenrijks (sinds 1938) Engels filosoof, * 26.4.1889 Wenen, ✝ 29.4.1951 Cambridge. Wittgenstein studeerde aan de Technische Hogeschool te Berlijn en werd in 1908 research-student aan de universiteit te Manchester, waar hij zich bezig hield met de techniek van de vliegtuigpropeller en belangstelling kreeg voor de zuivere wiskunde en de filosofie.

In 1911 ging hij naar Cambridge om er onder Russell de grondslagen van de wiskunde te bestuderen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij als vrijwilliger in het Oostenrijks-Hongaarse leger. In die oorlogsjaren hield hij zich bezig met de betekenis van de taal, wat in 1922 resulteerde in zijn baanbrekende Tractatus logico-philosophicus, een taalanalyse Wittenberg. Markt met het Lutheren met de moderne logica van Russell en Whitehead als instrument (Ned. vert. door W.F. Hermans, 2e herz. dr. 1976). Dit werk maakte Wittgenstein op slag over de hele wereld bekend, maar hij trok zich terug als onderwijzer op een dorpsschool buiten Wenen.

In 1928 echter keerde hij terug naar Cambridge. Met enkele onderbrekingen doceerde hij er vervolgens van 1930—47, sinds 1939 als hoogleraar filosofie.Wittgensteins Tractatus heeft grote invloed uitgeoefend op de Wiener Kreis, waartoe hij overigens niet behoorde. Zijn denken van deze eerste periode vindt men terug in de postuum uitgegeven Notebooks 1914—16 (1961) en (als overgang tot zijn latere periode) Philosophische Bemerkungen (1964). De tweede periode van zijn filosoferen begon in de jaren dertig. De colleges uit deze jaren zijn later gepubliceerd en bekend geworden als The blue and brown books (1958). Deze zijn de aanloop geweest tot het hoofdwerk uit deze periode, het na zijn dood (tweetalig) uitgegeven Philosophical investigationsl Philosophische Untersuchungen (1953), onderzoekingen voornamelijk gericht op de dagelijkse taal. Zoals Wittgensteins Tractatus van grote betekenis is geweest voor het neopositivisme, zo is dit latere werk toonaangevend voor de analytische filosofie.

Het logisch onderzoek van de taal speelt hierin nog wel enige rol, maar dan als middel om te ontdekken welke verschillende manieren van taalgebruik in het dagelijks leven fungeren. De blik heeft zich verplaatst van klare, bijna tijdeloze logische regels naar de veelkleurige verschijningsvormen van het concrete leven. De taal wordt er opgevat als instrument tot handelen, waarbij vragen die aanvankelijk zinloos werden geacht, toegelaten worden binnen het veld van de analyse. Kort voor zijn dood voltooide Wittgenstein On certainty, een kritisch commentaar op de common sense-filosofie van G.E. Moore (1969; Ned. vert. 1977). De invloed van Wittgenstein is groot geweest.

Zijn filosofie is feitelijk geen leer, maar een methode om betekenissen van uitspraken te doorgronden, een inspirerende filosofie, die leert zelfstandig en beter te denken. Werken: Remarks on the foundation of mathematics (1956), Zettel (1967; notities uit 1945-48), Lectures and conversations on aesthetics, psychology and religious belief (1968; colleges uit 1938), Philosophische Grammatik (1969).

Litt. H.G. Hubbeling, Inleiding tot het denken van Wittgenstein (1965); A. Kenny, Wittgenstein (1973); R. Beerling, Wittgenstein geeft te denken (1974); A. Janik en S.

Toulmin, Het Wenen van Wittgenstein (1976); F. Boenders (red.), Over Wittgenstein gesproken (1978).

< >