Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wisla

betekenis & definitie

(Du.: Weichsel; Lat.: Vistula), grootste rivier van het Oostzeegebied, 1068 km lang, 2—7 m diep, met een stroomgebied van 198510 km2. De Wisla ontspringt op 1125 m op de noordhelling van de Beskiden met drie bronrivieren, de Czorna Wisla (Zwarte Wisla), de Biala Wisla (Witte Wisla) en de Molinka Wisla (Kleine Wisla).

In de middenloop volgt zij eerst een deel van het Berlijnse oerstroomdal, dan, bij Torun, een deel van dat van Torun-Eberswalder, en breekt vervolgens met een breed dal door de Baltische landrug. In een aantal delta armen bereikt zij de bocht van Gdansk (Danzig). De hoofdarm, de Leniwka, stroomt in een in 1895 gegraven bedding rechtstreeks noordwaarts. De oostelijke arm, de gekanaliseerde Nogat, mondt in de Zalew Wislany uit. In de Wisla komt een groot aantal zandbanken voor, waardoor de scheepvaart ernstig belemmerd wordt. Jaarlijks hebben overstromingen plaats, terwijl de ijsgang ’s winters grote gevaren oplevert.

< >