Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wagner (wilhelm richard)

betekenis & definitie

Duits componist, * 22.5.1813 Leipzig, ✝ 13.2.1883 Venetië. In 1830 begon Wagner regelmatig te componeren; aanvankelijk schreef hij veel instrumentale werken.

In 1834 werd hij dirigent te Maagdenburg, in 1836 te Koningsbergen en in 1837 te Riga. Van 1836—61 was hij gehuwd met de actrice Minna Planer. In 1839 ging hij via Londen naar Parijs waar hij in contact kwam met H. Berlioz en F. Liszt en de Franse grand opéra leerde kennen. In 1842 werd zijn Rienzi met groot succes te Dresden opgevoerd, waarna Wagner tot dirigent aan de Opera aldaar werd benoemd.

Tijdens de onlusten van 1848—49 schreef hij artikelen voor de revolutionaire bladen van A. Röckel en M. A. Bakoenin. Toen de opstand werd neergeslagen, vluchtte hij naar Weimar en daarna naar Zürich, waar hij tot 1858 bleef. Hier schreef hij o.a.

Die Kunst und die Revolution (1849), Das Kunstwerk der Zukunft (1850), Oper und Drama (1851), Eine Mitteilung an meine Freunde (1852) en de volledige tekst van Der Ring des Nibelungen. Doordat hij een verhouding had met Mathilde Wesendonk, de vrouw van zijn vriend, kon hij niet in Zürich blijven en ging hij o.a. naar Luzern en Parijs. In 1861 keerde Wagner naar Duitsland terug. In 1864 werd hij door koning Lodewijk II uitgenodigd naar München te komen. In 1865 trok Wagner zich echter terug in Tribschen bij Luzern, omdat de omgeving van de koning diens spilzucht kritiseerde. Van 1869—70 onderhield hij belangrijke contacten met F.Nietzsche.

Hij trouwde in 1870 met de dochter van F. Liszt, Cosima, en vestigde zich in 1872 in Bayreuth. In 1876 ging Wagners grootste werk, Der Ring des Nibelungen, dat Das Rheingold (1853-54), Die Walküre (1854—56), Siegfried (1856—69) en Götterdämmerung (1869—74) omvat en op vier achtereenvolgende dagen wordt uitgevoerd, in het door hem te Bayreuth gestichte Festspielhaus in première. In 1883 werd de Allgemeiner Richard-Wagner-Verein opgericht.Wagner behoort tot de grote 19e-eeuwse operacomponisten. Hij was tevens een begaafd dichter, die zelf de teksten voor zijn werken schreef. Zijn muzikaal-filosofische principes beoogden een samengaan van alle kunstdisciplines (Gesamtkunst).

Hij paste consequent het leidmotief in zijn muziek toe en gaf daaraan, behalve een symbolische, ook een constructieve functie. Wagner hervormde de verhouding tussen melodie en instrumentale begeleiding, die hij een meer zelfstandige, symfonische functie gaf. Op het gebied van de harmonieleer en de instrumentatie verrichtte hij baanbrekend werk.

Zijn oeuvre kan men als een uiterste consequentie van de romantiek beschouwen. Composities: opera: Die Feen (1833—34), Der fliegende Holländer (1841), Tannhäuser (1843—44), Lohengrin (1846—48), Tristan und Isolde (1857—59), Die Meistersinger von Nürnberg (1862-67), Parsifal (1877—82); Neujahrs-Kantate (1835), Das Liebesmahl der Apostel (1843), Wesendonklieder (1857—58), Huldigungsmarsch (1864), Siegfried-Idyll (1870), Festmarsch (1876), twee symfonieën, ouvertures, liederen, kooren pianomuziek. Werken: Zukunftsmusik (1860), Über Staat und Religion (1864), Mein Leben (1865—80), Über das Dirigieren (1869), Beethoven (1870), Religion und Kunst (1880—81). Uitgaven: Sämtliche Schriften und Dichtungen (16 dln. 1912-14); Sämtliche Werke, door C. Dahlhaus (1970 vlg.), Dokumentarbiografie, door H. Barth, D.

Mack en E. Voss (1975).

Litt. L. Marcuse, Das denkwürdige Leben R. Wagners (1963; herdr. 1973); E. Kästner, Chronologisches Verzeichnis der von und über R. Wagner erschienenen Schriften (herdr. 1966); C.

White, R. Wagner (1967); R.W. Gutman, R. Wagner (1968); M. Hürlimann, R. Wagner in Selbstzeugnissen (1972); S.

Kunze (red.), R. Wagner: von der Oper zum Musikdrama (1977); P. Burbidge en R. Sutton (red.), The Wagner companion (1979); C. von Westernhagen, Wagner (2 dln. 1979); E. Newman, The life of R. Wagner (4 dln. 1979).

< >