Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vreemdheid

betekenis & definitie

v.,

1. het vreemd-zijn;
2. (-heden), iets vreemds; zonderlingheid, rare inval;
3. strangeness, additief quantumgetal voor hadronen.

Vreemdheid wordt toegekend aan alle elementaire deeltjes met sterke wisselwerkingen (de zgn. hadronen); deeltjes die geen sterke wisselwerking ondergaan, hebben geen vreemdheid. Het quantumgetal vreemdheid, symbool: S, werd in 1953 ingevoerd door M.Gell-Mann en Nishijima om tot een betere systematiek van de reacties tussen hadronen te komen. Aan proton, neutron en de pionen kent men S = 0 toe, aan K+ en K° S = +1, aan K, Λ, Σ+, Σo, Σ-, S = 1, aan en Ξo en ΞS = 2 (en de tegengestelde waarden aan de antideeltjes). Voor de gebruikte symbolen: elementaire deeltjes. Bij sterke en elektromagnetische wisselwerkingen blijft de vreemdheid behouden. Dit manifesteert zich o.a. bij de zgn. geassocieerde produktie van hadronen: een ‘vreemd’ deeltje (d.w.z.

S ≠ 0) wordt nooit alleen geproduceerd, er moet nog een ander deeltje optreden om aan de behoudswet te voldoen, b.v. ɣ + p Λ° + K+. Bij zwakke wisselwerkingen hoeft de vreemdheid niet behouden te blijven, wel moet er aan een selectieregel voldaan zijn, de zgn. ΔS = ΔQ regel (hierin is ΔS het verschil in vreemdheden van beginen eindtoestand, ΔQ het verschil in landingen van de hadronen in beginen eindtoestand). Voor hadronen geldt de Gell-Mann-Nishijimarelatie: Q = ½ B + ½ S + I3, waarin Q de elektrische lading is, B het baryongetal en /3 de derde component van de isospin. De som Y = B + S noemt men de hyperlading.

< >