Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vluchtelingenvraagstuk

betekenis & definitie

o., het complex van internationale verwikkelingen dat is ontstaan door de grote aantallen personen, die sinds de Eerste Wereldoorlog hun land ontvluchtten.

Het Nansenbureau te Genève heeft veel gedaan voor Russische, Armeense en met hen gelijkgestelde vluchtelingen, van wie de behandeling geregeld werd in overeenkomsten van 1926 en 1928. In aansluiting hierbij bepaalde een verdrag van 28.10.1933 inzake de internationale rechtstoestand van vluchtelingen, dat aan deze personen Nansenpaspoorten uitgereikt zouden worden. Nadat in 1933 de Volkenbondsvergadering had besloten dat het vraagstuk van de Duitse vluchtelingen voorwerp zou zijn van internationale samenwerking, werd op 4.7.1936 een verdrag gesloten betreffende de rechtstoestand van deze vluchtelingen; de Volkenbond stelde een Hoge Commissariaat voor Vluchtelingenaangelegenheden in (zetel te Londen). Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog telde Europa honderdduizenden vluchtelingen: Wit-Russen, republikeinse Spanjaarden en joden uit Duitsland en Oost-Europa. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog bevonden zich in Duitsland, Oostenrijk en Italië 8 mln. vluchtelingen en ontheemden (displaced persons). Sindsdien is ook in vele andere gebieden ter wereld een vluchtelingenprobleem ontstaan, zoals in Voor-Indië als gevolg van de stichting van de staten India en Pakistan (1947), in het Middenoosten door de stichting van de staat Israël (1948), in Indo-China als gevolg van de oorlog, in Afrika door het ontstaan van vele nieuwe staten die minderheden herbergen.

Schattingen lopen uiteen als gevolg van de verschillende criteria. Het Amerikaanse World Refugee Report over 1978 schatte het aantal op 13,2 mln.: Afrika 3,5 mln., Azië 6,3 mln., Midden-Oosten 2,6 mln., Amerika 600 000 en Europa 190000. Naar land van herkomst: Vietnam (sinds 1975) 700000 (eenderde naar China, eenderde naar de VS), Cyprus 200000, China 100000 (naar Hongkong), Tibet 60000 (naar India), Angola 500000 (naar Zaire en Namibië), Zaïre 150000 (naar Angola), Namibië 30000, Ethiopië 500000 (naar Somalië), Erithrea 250000 (naar Soedan), Chili 147000, Argentinië 100000 en Nicaragua 150000. Reeds tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA) opgericht, die o.a. tot taak had de repatriëring van vluchtelingen te bevorderen. In 1946 werd door de Algemene Vergadering van de VN het statuut van de International Refugee Organization (IRO) aangenomen. Het in 1949 door de VN opgerichte Hoge Commissariaat is sedert 1952 in de plaats getreden van de IRO en heeft zich vooral beziggehouden met de wettelijke en politieke bescherming van vluchtelingen.

In het internationale recht is de conventie inzake de status van vluchtelingen van 28.7.1951, later aangevuld door het protocol van 1967, van belang. Deze conventie definieert vluchteling als: een persoon die zich buiten het land van zijn nationaliteit bevindt ten gevolge van een gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, dan wel wegens zijn politieke overtuiging, en die de bescherming van dat land niet kan, of uit hoofde van bovenbedoelde vrees niet wil inroepen; of die, indien hij geen nationaliteit bezit en wegens omstandigheden verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van genoemde vrees, niet wil terugkeren. De conventie, waarin een aantal minimumrechten van vluchtelingen wordt erkend, gaat in beginsel uit van hen die rechtmatig volgens het recht van de verblijfstaat in deze staat vertoeven, dit in tegenstelling tot de ontwerpconventie van de VN inzake territoriaal asiel (de conferentie hierover begon in 1976), die een regeling omtrent de toelating van vluchtelingen beoogt. Desondanks oefent het verdrag van 1951 een belangrijke invloed uit op de feitelijke toelating door het stellen van een verbod tot uitwijzing of terugwijzing (non-refoulement) van een vluchteling. Voor het vluchtelingschap worden in Nederland en België ( vreemdelingenrecht) de criteria van de conventie van 1951 toegepast. In tegenstelling tot vluchtelingen die duidelijk kunnen worden getoetst aan de desbetreffende criteria, bestaat er een andere categorie personen die niet zonder meer aan die criteria voldoen, maar die desondanks in verband met de politieke situatie in hun land daaruit vertrekken en zich elders als de facto vluchteling aandienen (‘nieuwe vluchtelingen’), die men vaak de binnenkomst niet wil ontzeggen.

Een restrictief vluchtelingenbeleid kan er in sommige landen toe leiden dat men het vluchtelingenkarakter aan de zich aandienende personen ontzegt en deze kwalificeert als illigale immigranten. Dit geschiedde o.a. ten aanzien van de Vietnamese ‘bootvluchtelingen’ in 1979.

LITT. O.Kimminich, Derinternat. Rechtsstatus des Flüchtlings (1962); A.Grahlmadsen, The status of refugees internat, law (2 dln. 1966-72); E.W.Vierdag, Enkele ontw. in het asielen vluchtelingenrecht (in: Rechtsgeleerd Magazijn Themis, 1977).

< >