Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vinkenoog, simon

betekenis & definitie

Ned. schrijver, *18.7.1928 Amsterdam. Vinkenoog werkte van 1948–57 bij de UNESCO te Parijs en was daarna journalist bij de Haagse Post.

Sinds 1962 wijdt hij zich aan de litteratuur, maar daarnaast bleef hij betrokken bij tal van maatschappelijke en culturele verschijnselen, o.a. het gebruik van drugs. Met de gedichtenbundel Wondkoorts (1950) vond hij aansluiting bij De Vijftigers. Hij stelde de eerste bloemlezing uit hun poëzie samen: Atonaal (1951), waardoor hij een der woordvoerders van hun beweging werd. Vinkenoog was (mede)oprichter van de tijdschriften Blurb, Randstad en Kunst van Nu, waarin de nieuwe poëzie sterk vertegenwoordigd was. Hij werkte mee aan het schrijversprentenboek De Beweging van Vijftig (1965) en organiseerde de nationale dichtersmanifestatie Poëzie in Carré (1966). In zijn werk getuigt Vinkenoog van zijn geloof in de mens; het is sterk doortrokken van autobiografische elementen. Werken: poëzie: Land zonder nacht (1952), Lessen uit de nieuwe school van taboes (1955), Eerste gedichten 1949–64 (1966), Wonder boven wonder (1971), Mij best (1976), Made in Limburg (1978), Bestaan en begaan (1979); essays: Het huiswerk van de dichter (1978), Levend licht (1979); proza: Zolang te water (1954), Wij helden (1957), Hoogseizoen (1962), Het verhaal van Karel Appel (1963), Liefde (1965), Manifesten en manifestaties (1966), Vogelvrij (1967), Proeve van Kommunikatie (1967), Weergaloos (1968), Het hek van de dam (1971), Aan het daglicht (1971), De andere wereld (1978); brieven: Leven en dood van Marcel Polak (1969).

LITT. R.Campert e.a., Boekje open (1963).

< >