comte de, Frans dichter en schrijver, *27.2.1797 Loches (Touraine), ♰16.9.1863 Parijs. De Vigny was van 1814-27 in de koninklijke garde.
Door toedoen van André Chénier en Victor Hugo ging hij zich met litteratuur bezighouden, aanvankelijk poëzie (o.a. Poèmes, 1822, Eloa ou la soeur des anges, 1824), sinds 1826 vooral romans. Zijn werk, dat zich kenmerkt door pessimisme, filosofische overpeinzingen, geslotenheid ten aanzien van de eigen persoon en symboliek (waardoor hij als voorloper van de Parnassiens (Parnasse) wordt beschouwd), behoort tot de romantiek. Zijn Cinq-Mars, (1826) was de eerste echte historische roman in Frankrijk. Werken: poëzie: Poèmes antiques et modernes (1826), Les destinées (1864); romans en verhalen: Stella (1832), Servitude et grandeur militaires (1835); toneel: La maréchale d’Ancre (1831), Chatterton (1835); dagboek: Journal d’un poète (1867). Uitgaven: Oeuvres complètes (1965).
LITT. P.G.Castex, Vigny (1952); P.Viallaneix, Vigny par lui-même (1966).