v. (-s), roterende versterker in de vorm van een gelijkstroommachine.
De versterking bestaat hierin, dat door een betrekkelijk klein bekrachtigingsvermogen (ingangs-, stuurvermogen) een groter vermogen (uitgangsvermogen) door de machine kan worden afgegeven. De verhouding van in-en uitgangsvermogen heet versterkingsfactor. Het verschil tussen in-en uitgangsvermogen wordt mechanisch door de as toegevoerd. Wordt b.v. het bekrachtigingsvermogen op 4 % van het nominale vermogen gesteld, dan is de verhoudingsfactor 25, d.w.z. een verandering van de bekrachtiging vindt men 25 x versterkt in het uitgangsvermogen terug. De eigenlijke versterkermachine heeft een veel grotere versterkingsfactor. Dit wordt bereikt door het aanbrengen van meer veldwikkelingen op de polen, door de polen een bijzondere vorm te geven, door deze te delen, door niet uitsluitend statordoch ook rotorbekrachtiging toe te passen, door het aanbrengen van meer dan twee borstels per poolpaar en voorts door twee versterkermachines achter elkaar te schakelen (zgn. tweetrapsversterking).
Zo krijgt men versterkingsfactoren van 10 000—15 000 en hoger. Versterkermachines worden veelal gebruikt voor automatische regeldoeleinden, m.n. als bekrachtigingsmachines voor generatoren.
Tot de meest gebruikte kunnen worden gerekend amplidyne, magnicon, magnavolt, metadyne, rotorol, censidyne. Zij vinden toepassing voor: spanningsregeling van gelijkstroomgeneratoren en synchrone generatoren, regeling van het toerental van ward-leonard-motoren, regeling op constante stroom bij het aanlopen en remmen van wardleonard-aandrijvingen, regelingen op constante trek bij het opwikkelen van papier en van doek (textielindustrie) en voor vele andere regeldoeleinden. dwarsveldmachine. In nieuwe installaties wordt meestal een thyristorschakeling gebruikt in plaats van een versterkermachine.