Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vast

betekenis & definitie

(-er, meest vast), bn. en bw., niet beweeglijk of verplaatsbaar: een vaste wastafel; (fig.) hij zit erg vast aan zijn geld, geeft het moeilijk uit; sterk, stevig: hij staat niet vast op de schaats; sta vast! hou je goed, zet je schrap; het schip ligt vast op het water, het slingert niet; vaste activa, vast kapitaal, die in het bezit van de eigenaar blijven; vast slapen; vast omlijnd, eig. en fig. (van voorstellen, plannen enz.); ook fig .: vast het plan neemt vaste vormen aan; niet bevend, zeker: met vaste hand, vaste stem; onwrikbaar, niet aan te tornen, standvastig: een vast besluit, voornemen, zo dat men er staat op kan maken: iets vast beloven; een vaste datering; (zegsw.) dat is zo vast als een huis; voor vast, als zeker: dat heb ik voor vast gehoord; onveranderlijk, blijvend: een vast stelsel; een vaste feestdag, die altijd op dezelfde datum valt, zoals Kerstmis; vaste kosten; vaste prijzen; de koffie was vast (in marktbericht), de hoogste en laagste prijzen liepen weinig uiteen; vast weer, dat niet telkens verandert; (ook) regelmatig terugkerend: dat gebeurt op een vast uur; blijvend: een vaste aanstelling; vaste leveranciers, bij wie, resp. aan wie men geregeld koopt, resp. verkoopt; ergens een vast verblijf hebben; vaste planten, overblijvende planten; voor vast, voor goed; samenhangend, dicht, compact: een vaste steek; vast weefsel; m.n. niet-vloeibaar of niet gasvormig: vaste stof; hard; vaste grond onder de voeten hebben, (eig. en fig.) weten waar men aan toe is; een stevige verbinding vormend, goed bevestigd of bevestigend: vaste handen, veelal fig.: door een vaste band aan iemand of iets gebonden zijn; daar zit meer aan vast, dat is moeilijker, ingewikkelder enz.; onverbrekelijk, van kracht blijvend: een vast verbond.

bw. stellig, voorzeker: dat is vast niet te veel; vast en zeker; intussen: begin maar vast met eten; (ook) voorlopig: hier heb je vast tien gulden, vast-, voorvoegsel dat met (werk)woorden (scheidbare) samenst. vormt in verschillende betekenissen.