v./m. (-proeven), (ook: slagproef, stootproef),
1. onderzoek naar de weerstand tegen stoten en de brosheid van een materiaal of werkstuk door erop een valof slingerhamer van voorgeschreven vorm en gewicht van een bij elke poging grotere hoogte te laten vallen tot het breekt;
2. onderzoek naar de sterkte van een verpakking, o.a. vloeistofvat, door deze op voorgeschreven wijze vanaf een bepaalde hoogte te laten vallen.
Een valproef wordt o.a. verricht op metalen, straatklinkers, aardewerk, gesteenten en klei. Een bijzondere vorm is de kerfslagproef. Als maatstaf geldt meestal de verrichte valarbeid bij breuk, soms ook de hoogte, waarbij breuk optreedt. Bij de methode van Pfefferkorn meet men de vervorming van een kleicilinder waaruit men dan de ‘plasticiteit’ verkrijgt.