Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tweevleugeligen

betekenis & definitie

v./m. (mv.), Diptera, een orde van insekten, gekenmerkt doordat bij de volwassen individuen alleen het voorste vleugelpaar goed ontwikkeld is, verder door een volkomen gedaanteverwisseling; er behoren ca. 60.000 soorten toe.

De tweevleugeligen omvatten 2 onderorden: de vliegen en de muggen. De volwassen dieren hebben vliezige voorvleugels; de achtervleugels zijn omgevormd tot kleine kolfjes, de zgn. halters, die hoogstwaarschijnlijk een rol vervullen als evenwichtsorgaan (sommige tweevleugeligen echter zijn vleugelloos, b.v. sommige luisvliegen). De muggen vliegen meestal vrij langzaam, maar de grotere vliegen kunnen respectabele snelheden bereiken (b.v. paardehorzel tot 40 km/h). Zweefvliegen kunnen volkomen stil in de lucht hangen.

De monddelen van de tweevleugeligen zijn te verdelen in drie typen: primair stekend-zuigend (vele muggen en lagere vliegen; extreem lang is de zuigtong van de hommelzweefvliegen), likkend-zuigend (huisvlieg), en secundair stekend-zuigend (vele hogere bloedzuigende vliegen, b.v. de tsetsevlieg). De ogen zijn groot en goed ontwikkeld: de meeste tweevleugeligen zijn overdag actief. Vele tweevleugeligen zijn bloembezoekers en spelen een belangrijke rol bij de bestuiving. De larven van de tweevleugeligen zijn (pootloze) maden. De poten van volwassen tweevleugeligen zijn in het algemeen lang, soms zeer lang (zoals bij de langpootmuggen), soms echter kort en dik. Tussen de klauwtjes bevinden zich doorgaans twee of drie lapjes, bijna altijd bekleed met hechtharen.

Deze lapjes werken waarschijnlijk als zuignapjes; hierdoor kunnen de dieren zich bewegen op gladde oppervlakken en zelfs op plafonds. De meeste soorten zijn eierleggend, maar bij sommige tweevleugeligen komen de larven al in het moederdier uit de eieren; ook pedogenesis (een vorm van parthenogenetische voortplanting) komt voor.

De levenswijze van de imago’s is zeer verschillend. Het merendeel leeft van plantesappen of van in ontbinding verkerende organische stoffen (b.v. mest). De larven gedragen zich evenzo, maar kunnen ook parasitisch leven. De grote massa moet als zeer nuttig beschouwd worden. De larven zijn uitstekende opruimers van vuil: de sluipvliegen verdelgen veel rupsen en larven van bladwespen. Daarnaast komen vele voor de landbouw schadelijke vormen voor en zijn er ook, die levensgevaarlijke parasieten overbrengen (tsetsevlieg).

Het aantal nakomelingen van één paar kan in korte tijd ontzaglijk groot worden. In het algemeen zijn de afmetingen klein en de kleuren dof. In Nederland en België komen meer dan 3600 soorten voor.

< >