[Gr. triptychon], v. (-en),
1. drieluik,
m.n. in de schilderkunst;
2. uit drie delen bestaand document, vaak vereist bij passeren van grenzen.
SCHILDERKUNST
De triptiek was vooral in zwang als altaarretabel in Europa ten noorden van de Alpen vanaf de late middeleeuwen tot in de 17e eeuw, en had soms grote afmetingen. De vleugels van de triptiek bedekken in gesloten toestand het middenstuk. Veelal zijn de vleugels aan de buitenzijde ook met voorstellingen beschilderd, vaak in grisaille. Kleine triptieken werden soms uitgevoerd in ivoor, email of metaal.
VERKEER
Een triptiek is bestemd voor de tijdelijke vrije invoer van een voer-of vaartuig in een land. Zij vervangt gedurende de toegestane verblijfperiode tijdelijk de invoerrechten en invoerbelastingen die anders voor het voer-of vaartuig zouden moeten worden gedeponeerd. In Nederland wordt het document uitgegeven door de ANWB. In België geschiedt de uitreiking uitsluitend door de Vlaamse Toeristenbond of (voor de Franstaligen) door de Royal Automobile Club de Belgique.