Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Transformationeel-generatieve grammatica

betekenis & definitie

(TGG), (ook: transformationele grammatica), een grammaticale beschrijving waarin transformationele bewerkingen zijn opgenomen. Zulke bewerkingen zijn b.v. bepaalde omzettingsopdrachten zoals: zet een actieve zin als Jan slaat de hond om in een passief de hond wordt door Jan geslagen, of maak deze zin ontkennend (Jan slaat de hond niet) of vragend (slaat Jan de hond?).

In een grammaticale beschrijving, geïntroduceerd door A.N.Chomsky, wordt aan zulke transformaties een belangrijke plaats toegekend. Chomsky meende te kunnen aantonen dat de zgn. immédiate constituent-analysis (ic-analyse), ontwikkeld door het neo-bloomfieldianisme (Bloomfield, L.) ontoereikend was om een volledige syntactische beschrijving te geven van alle zinnen die tot een bepaalde taal behoren. Deze ic-analyse moest volgens Chomsky worden verrijkt met een aantal transformationele bewerkingen, wat werd verondersteld aan te sluiten op de syntactische structuren, zoals die beschreven waren door middel van de ic-analyse. Door deze transformaties werd het generatieve vermogen van de grammatica sterk vergroot (generatieve grammatica). Zij maakten het ook mogelijk zinsstructuren die volgens de spreker dicht bij elkaar liggen, in nauwe samenhang te beschrijven. Later bleek dat de schaduwzijde van het invoeren van deze transformationele bewerkingen was, dat men met behulp hiervan alles kon beschrijven wat men maar wilde.

Binnen het kader van de TGG ontstond tegen het eind van de jaren zestig dan ook de tendens om het transformationele vermogen te beperken en zuinig te worden met het toelaten van transformaties. Er zijn grammatici die zover gaan, dat zij die taalbewerkingen weer geheel uit de grammaticale beschrijving willen bannen.

LITT. A.N.Chomsky, Syntactic structures (1957); P.S.Peters en R.W.Ritchie, On the generative power of transformational grammars (in: Information and control 19, 1972); H.Brandt Corstius, Algebraïsche taalkunde (1974).