Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Terrorisme

betekenis & definitie

[Lat.], o., het uitoefenen van macht door intimidatie, het dreigen met en/of hanteren van geweld met politieke oogmerken.

Er kunnen verschillende vormen van terrorisme onderscheiden worden. Allereerst is er het terrorisme als verzamelnaam voor alle vormen van niet-vreedzaam contact (uiteenlopend van het laten molesteren van staatsburgers van vreemde mogendheden tot het voeren van een aanvalsoorlog) in het verkeer tussen staten. In de tweede plaats kan een overheid door het uitoefenen van terreur haar macht trachten te handhaven over een onwillige burgerij, b.v. het schrikbewind (Terreur, La) van de jakobijnen tijdens de Franse Revolutie (1793—94), het nationaal-socialistisch regime in Duitsland (1933-45), de USSR onder Stalin (1928-53), de moderne Latijnsamerikaanse dictaturen, maar ook bezettingsregimes zoals het Oostenrijkse over Hongarije (1849) en het Duitse over grote delen van Europa (1938—45). Verder kan er sprake zijn van een gewelddadig verzet tegen een overheid dat op brede steun van de bevolking kan rekenen. In dat geval worden degenen die het geweld gebruiken door de overheid als terroristen bestempeld, terwijl zij zichzelf als verzets- of vrijheidsstrijders beschouwen, b.v. het verzet tegen de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, de onafhankelijkheidsbewegingen in verscheidene Aziatische en Afrikaanse landen en de (stads)guerrilla’s in Latijns-Amerika. Soms bevinden de bases van dergelijke terroristen zich buiten het grondgebied waarover de overheid waartegen hun acties zich richten zeggenschap heeft, en beperken die acties zich ook niet tot dat grondgebied (b.v. de Noordierse Irish Republican Army en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie). De vormen van terreur die deze groepen hanteren, komen in belangrijke mate overeen met die welke extremistische minderheidsgroeperingen gebruiken om hun denkbeelden aan een meerderheid op te leggen of althans aan een breder publiek te verkondigen (b.v. 19e-eeuwse anarchisten, Zuidmolukkers in Nederland, extreem-linkse groepen zoals de Rote Armee Fraktion in de BRD, de Rode Brigades in Italië en het Japanse Rode Leger).

De methoden waarvan men zich bedient zijn o.a. bomaanslagen, politieke moorden, kapingen en ontvoering en gijzeling van personen die het object van hun haat symboliseren, zoals diplomaten, politici en industriëlen. In geval van een terroristische vrijheidsstrijd hebben dergelijke terreurdaden meestal het karakter van sabotage en zijn ze een aanvulling op min of meer reguliere gevechten. Aan het eind van de jaren zestig en gedurende de jaren zeventig was over heel de wereld een opleving van het terrorisme te bespeuren. Factoren die daarbij een rol speelden, waren in de westerse wereld teleurstelling onder vooral jongeren over de geringe veranderbaarheid van de bestaande maatschappelijke orde, in Latijns-Amerika de invloed van het Cuba van Fidel Castro, dat via Che Guevara probeerde zijn revolutie te exporteren, en in het Midden-Oosten de vervanging van de eerste generatie Palestijnse leiders door een tweede, minder geduldige en radicalere generatie. Bovendien hadden de eerste terreurdaden, mede dank zij hun grote succes, een voorbeeldfunctie. Spoedig ontstonden ook contacten, incidenteel zelfs vormen van nauwe samenwerking tussen verschillende groepen terroristen.

Pas in de loop van de jaren zeventig kwam een effectieve terreurbestrijding op gang. Het eenvoudigst kwamen maatregelen op nationaal niveau tot stand: verscherpte bewaking van personen, evenementen en gebouwen, intensievere controle op vliegvelden e.d. Uitputtingstactieken en snelle militaire acties bleken met soms groot succes tegen terroristen gehanteerd te kunnen worden. In sommige gevallen werden ten behoeve van de geweldbestrijding ook speciale maatregelen van kracht, die, onder het mom van handhaving van de openbare orde wapens werden tot politieke discriminering of zelfs onderdrukking. Zo werden in de BRD Berufsverbote van kracht, waarmee tal van met links sympathiserende personen uit overheidsfuncties werden geweerd. In Zuid-Amerika nam de reactie van de overheden in sommige gevallen de vorm aan van een fascistisch georiënteerde contraterreur (Argentinië, Chili).

Internationaal bleek de bestrijding van het terrorisme veel moeilijker. Wat in sommige landen als terrorisme werd beschouwd, werd elders gerechtvaardigde vrijheidsstrijd genoemd. Sommige mogendheden (Cuba, Noord-Korea, DDR, Oeganda, de volksrepubliek Jemen, Libië, Algerije) hanteerden steun aan buitenlandse terroristen als een diplomatiek instrument. Bovendien was men in veel landen bevreesd terroristen te straffen, omdat men geen nieuwe actie wilde uitlokken die tot doel had de veroordeelden te bevrijden. In de jaren zeventig groeide het besef dat iedere overheid en iedere burger potentiële slachtoffers van het terrorisme zijn. Op 27.1.1977 kwam het Europees Verdrag tot Bestrijding van het Terrorisme tot stand (in april 1980 nog niet in werking). Het resultaat van nationale en internationale terreurbestrijding was tegen het einde van de jaren zeventig een vermindering van het succes van terreurdaden.

LITT. H.Eckstein (red.), Internal war (1964); E. V.Walter, Terror and resistance (1969); R.Moss, Urban guerilla’s (1972); C.E.Baumann, The diplomatic kidnappings. A revolutionary tactic of urban terrorism (1973); W.Laqueur, Terrorism and the liberal state (1977); M.Funke, Terrorismus (1977);

G.Bocca, II terrorismo italiano 1970-78 (1978); W. Laqueur (red.), The terrorist reader (1978); F.Hacker, Crusaders, criminals and crazies (1978).