Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Synthetische vezel

betekenis & definitie

kunstmatig vervaardigde textielvezel. De halfsynthetische vezels zijn die van geregenereerde cellulose (rayon) en van celluloseacetaat.

De geheel synthetische vezels (synthetica) zijn thermoplastische kunststoffen; de belangrijkste zijn:

1. nylon (of polyamide);
2. thermoplastische polyesters: polyetheentereftalaat;
3. polyacrylonitril (acryl);
4. Vinylpolymeren, zoals polyvinylalcohol, Polyvinylchloride en polyvinylide en chloride;
5. polyolefinen, b.v. polyetheen en polypropeen;
6. Polyurethanen.

De grondstoffen voor de kunstmatige vezel worden in een oplossing gebracht of gesmolten en door gaatjes gespoten, waarna een verhardingsproces, door afkoelen, verdampen of coagulatie door chemicaliën wordt toegepast. Dit geeft het materiaal de draadvorm die het als textielvezel geschikt maakt. Het uitspuiten gaat gepaard met verstrekken van de spinsubstantie, hetgeen een belangrijke versterking teweegbrengt. In de spinvloeistof kunnen ook stoffen worden gevoegd om speciale effecten te bereiken of de eigenschappen van de vezel te verbeteren, b.v. het onderdrukken van de glans (matteren), kleuren (spundying) en het bestendig maken tegen ultraviolet licht. bicomponentvezel.

Bij het spuiten ontstaat een eindloze (continue) vezel. Als door één gaatje van een spindop wordt gespoten, ontstaat een draad die monofilament wordt genoemd; wordt door meer gaatjes gesponnen en vormen de hieruit ontstane filamenten samen één draad, dan spreekt men van multifilamentgaren. De eindloze draden kunnen in korte stukjes worden gesneden waardoor stapelvezels ontstaan, die weer mechanisch kunnen worden versponnen tot wat vezelgaren wordt genoemd.

Een andere produktiemethode is fibrilleren, b.v. toegepast bij polypropeen.

Van de thermoplastische eigenschappen van de synthetische vezel wordt gebruik gemaakt door de vezels of garens soms een permanente kroezing te geven, waardoor volumineuze en/of elastische garens ontstaan (zie textureren), of het materiaal dimensioneel stabiel te maken (stabiliseren). De typische verschillen in gedrag tussen synthetische en natuurlijke vezels komen in hoofdzaak tot uiting in de sterkte (synthetische vezels zijn vaak 2—5 maal sterker dan de natuurlijke) en het vochtopnemend vermogen. Dat van synthetica is 0-4 %; terwijl dat van wol en rayon 13 -15 % bedraagt bij een relatieve luchtvochtigheid van 65 % en 20 °C, dat van katoen ca. 8 %. Deze vezels kunnen echter veel meer vocht bevatten zonder nat aan te voelen. Door het geringe vochtopnemend vermogen geven synthetische vezels gemakkelijk aanleiding tot elektrostatische oplading en tot vervuiling. Vervuiling kan o.a. worden onderdrukt door de doorsnede van de vezels een speciale vorm te geven.

Synthetische vezels worden voor velerlei soorten textiel gebruikt, zoals in dameskousen, sokken, bovenen onderkleding, woningtextiel, o.a. tapijten, en voorts voor technische doeleinden, inlage in dekzeilen, hijsbanden, dijkbeschoeiing.

LITT. H.F.Mark, S.M.Atlas en E.Cernia, Manmade fibers Science and technology (3 dln. 1967— 79); R.W.Moncrieff, Man-made fibres (1970); P. A.Koch, Faserstoff-Tabellen (in: Zeitschrift für die gesamte Textilindustrie, z.j.); Identification of textile materials (uitgave: Textile Institute Manchester, 1970).

< >