(hield stand, heeft standgehouden),
1. overeind blijven, niet omvallen of instorten: de beschoeiingen hielden stand;
2. staande blijven in de strijd, niet vallen of bezwijken, (ook) niet vluchten: zij hielden stand; 3. in leven blijven, blijven bestaan, duren: een vaste gewoonte, die reeds vele jaren standhield.