Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

spoorwijdte

betekenis & definitie

v. (-n, -s), (ook: spoorbreedte), afstand tussen de binnenkant van de kop van de beide spoorstaven van een spoor, gemeten 14 mm onder de bovenkant van de spoorstaafkop.

(e) De normale spoorwijdte (vandaar zgn. normaal spoor) in West-Europa, Noord-Amerika en vele landen elders bedraagt 1,435 m (4 ft 8,5 in). Breedspoor hebben in Europa de Sovjet-Unie, Finland en een deel van Roemenië (1,524 m), Ierland (1,60 m = 5 ft 3 in) en Spanje en Portugal 1,674m. In diverse landen buiten Europa komen ook de maten 1,60 m en 1,67 m voor. Smalspoor bestaat in vele spoorwijdten vanaf 1,067 m (3 ft 6 in), het meest verbreid, b.v. Indonesië, Japan, de meeste Afrikaanse landen, tot 0,60 m (2 ft). De kleinste spoorwijdte van een personenlijn van 0,38 m (1 ft 3 in) ligt in Engeland.

De spoorwegmodelbouw spreekt veelal van spoorbreedte (voor diverse schalen zie tabel modelbouw).