v./m. (-pen),
1. spin;
2. (ook: spinnekopmolen), windmolen, in uiterlijk overeenkomend met een wipmolen maar veel kleiner van afmetingen (e);
3. centrale aandrijver van een putpomp;
4. voorwerp van metaaldraad om sierborden aan de wand te hangen, nl. een ring met oog en een aantal radiale takken die om de rand van de borden grijpen;
5. bits meisje of bitse vrouw.
(e) Oorspronkelijk was de spinnekop in Friesland, Groningen en Overijssel te zien. Thans resteren nog slechts 23 van deze molens in Friesland, 2 in Gelderland, 1 te Laag-Keppel en 1 in het Openlucht Museum te Arnhem. Zij is meestal uitgerust met een vijzel of schroef (schroef van Archimedes) als wateropvoerwerktuig.