Joegoslavische socialistische deelrepubliek, 88361 km2, 8,4 mln. inw. Hoofdstad: Belgrado.
Servië is de grootste van de zes federale republieken, en bestaat uit drie delen: het eigenlijke Servië (55968 km2, 5,2 mln. inw.), de Vojvodina (21506 km2, 2,0 mln. inw.) en Kosovo (10887 km2, 1,2 mln. inw.).Servië wordt ingenomen door de Donauvlakte, de bekkens van de beide Moravarivieren en een aantal middelgebergten. Er heerst een gematigd landklimaat.
Van de bodem wordt 46 % gebruikt voor akkerbouw, 20 % voor veeteelt en 20 % is bedekt met bos. De bevolking is overwegend werkzaam in de akkerbouw (maïs, granen, tabak, suikerbieten, pruimen), verder in de veeteelt (runderteelt, varkens, paarden, schapen) en in de mijnbouw en industrie. Servië is rijk aan mineralen: ijzeren koperertsen (te Majdanpek en Bor), bruinen steenkool, lood en antimoon.
In de Vojvodina wordt aardolie en aardgas gewonnen. De Servische industrie is zeer gevarieerd en omvat o.a. de produktie van machines, vliegtuigen, chemicaliën, levensmiddelen, automobielen, textiel en meubels. Door deze industrialisatie zijn vooral de berggebieden ontvolkt.
GESCHIEDENIS
Begin 7e eeuw vestigden de Slavische Serviërs (Srbi) zich op de Balkan. Van de 8e—12e eeuw stond Zuid-Slavië doorgaans onder Byzantijnse of Bulgaarse heerschappij. Van 871—75 werden de Serviërs grieks-orthodox. In de 12e eeuw begon de dynastie van de Nemanjiden en de eenwording van Servië. Sinds begin 13e eeuw bood het verval van de Byzantijnse macht gelegenheid tot zuidwaartse expansie. In de 2e helft van de 14e eeuw viel Servië ten prooi aan de Turken.
In 1459 werd de laatste resterende Servische vesting door de Turken bezet. Alleen Montenegro wist zich nog te handhaven.
DE TURKSE TIJD (15e eeuw—1817)
De Turkse heerschappij heeft de Serviërs naar het noorden opgeschoven.
In de 15e eeuw vond vooral veel emigratie plaats naar Zuid-Hongarije. In de 18e eeuw verviel het centrale Turkse gezag zodanig, dat de bevolking het slachtoffer werd van de afpersingen van de lokale Turkse autoriteiten. Bij het Verdrag van Pozarevac (1718) werd Noord-Servië Oostenrijks. Dientengevolge migreerde een groot deel van de orthodoxe Serven naar Turks gebied. Bij het Vredesverdrag van Belgrado (1739) werd Noord-Servië weer Turks. Vooral door de willekeur van de janitsaren was het eind 18e eeuw een chaos in Servië.
De Serviërs in Hongarije stonden toen economisch en cultureel op een veel hoger peil. In 1804 kwamen de Serven onder leiding van Karadjordje met succes in opstand. Maar hoewel Turkije in 1812 in zijn vredesverdrag met Rusland autonomie voor Servië beloofde, interpreteerde het dit zodanig, dat er met Servië geen overeenkomst kon worden bereikt, waarna het land opnieuw werd onderworpen (1813).
19E EEUW, TOT DE VORMING VAN JOEGOSLAVIË (1817—1918)
Van 1815—17 vocht Noord-Servië zich vrij onder leiding van Milos Obrenovic, die zich tot vorst van Servië opwierp. Turkije erkende dit in 1829. Maar het vorstendom bleef onder Turkse suzereiniteit staan. In 1833 stond Turkije Servië enige gebiedsuitbreiding naar het zuiden toe. Karadjordje was in 1817 teruggekeerd en vermoord. Daarmee begon de bloedvete tussen de huizen Karadjordjevic en Obrenovic, die de gehele 19e eeuw afwisselend regeerden.
Na de Krimoorlog (1853—56) waarin Servië neutraal bleef, moest Servië de Russische protectie verwisselen voor het toezicht van alle grote mogendheden, waarbij vooral Oostenrijk zich deed gelden. Ondertussen was de Servische onafhankelijkheid uitgebreid: sinds 1856 mocht Turkije zich slechts met goedkeuring van de grote mogendheden in Servische binnenlandse aangelegenheden mengen en in 1867 werden de laatste Turkse garnizoenen teruggetrokken. Onder vorst Milan i (1868—89) geraakte Servië tengevolge van een Bosnische opstand tegen de Turken in oorlog met het Osmaanse Rijk (1876). Het gevolg was dat, nadat Rusland Turkije had verslagen (1877—78), Bosnië-Hercegovina Oostenrijkse bezetting kreeg. In 1882 nam Milan de koningstitel aan. In 1885 werd Servië in een korte oorlog verslagen door Bulgarije, maar het behoefde (dankzij Oostenrijkse diplomatieke interventie) geen gebied af te staan.
Servië kreeg in 1888 een nieuwe grondwet, die het kiesrecht en de parlementaire bevoegdheden aanzienlijk uitbreidde. Milans zoon en opvolger Alexander voerde in 1893 een staatsgreep uit en herstelde de autoritaire grondwet van 1869. In 1903 kwam Peter I Karadjordjevic (1903—18) aan het bewind. Hij democratiseerde het bestuur en oriënteerde zich (vooral na de Oostenrijkse annexatie van Bosnië, 1908) op Rusland. De Balkanoorlogen (1912—13) brachten Servië aanzienlijke gebiedsuitbreiding, maar verhoogden tevens de spanning met Oostenrijk-Hongarije. Deze spanning ontlaadde zich in 1914, na de moord te Sarajevo op de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand, in de Oostenrijkse oorlogsverklaring aan Servië, die de Eerste Wereldoorlog inleidde.
In 1915 werd Servië onder de voet gelopen. In 1918 werd Servië met Kroatië, Slovenië, Bosnië-Hercegovina en Montenegro tot Joegoslavië verenigd. Joegoslavië, GESCHIEDENIS. LITT. H.Übersberger, Österreich zwischen Russland und Serbien (1958); H.Seton-Watson, Eastern Europe between the wars (1965); W.Mackenzie, The Serbs and Russian pan-slavism (1967); B. Petrović, A history of modern Serbia 1804—1914 (2 dln. 1976).