Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schuim

betekenis & definitie

o. (g. mv.),

1. opeenhoping van met lucht (of een ander gas) gevulde vloeistofbellen; schuim op bier;
2. schuimachtig speeksel, bruis: het stond op zijn mond;
3. onzuiverheden die bij koken, smelten, gisten, naar boven komen: het schuim van het vleesnat afscheppen;
4. uitschot, het slechtste; het is schuim, gemeen volk;
5. luchtig gebak van eiwit en suiker dat op schuim lijkt, meestal als voorw.

Vermengt men een vloeistof met lage oppervlaktespanning met lucht, dan kan er een opeenhoping van met lucht gevulde vloeistofbellen ontstaan. Grenzen de bellen niet aan elkaar (nat schuim), dan zal de overmaat aan vloeistof tussen de schuimlamellen wegzakken (drainage) en ontstaat het droog schuim. Stolt het vloeistofvlies waaruit schuim bestaat, dan blijft het schuim dezelfde structuur behouden. In de natuur komt gestold schuim voor in de vorm van puimsteen (gestolde lava). Gestold en kunstmatig bereid schuim heeft ook tal van technische toepassingen (schuimrubber).

Schuim op water ontstaat door het toevoegen van stoffen die de oppervlaktespanning van water verlagen (b.v. wasmiddelen). De schuimwerking kan worden tegengegaan door toevoeging van zgn. schuimremmers (b.v. octanol) of door het neutraliseren of chemisch afbreken van de toegevoegde schuimbevorderende stoffen. Het gebruik van chemische wasmiddelen, die niet door normale biologische stoffen worden afgebroken, heeft in het verleden vaak aanleiding gegeven tot schuimvorming op openbare wateren. Door gebruik van chemische wasmiddelen die wel door normale biologische processen in onschadelijke stoffen worden omgezet (biodegradatie), kan men deze vorm van milieuverontreiniging terugdringen.