Wat is de betekenis van schuim?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

schuim

Het begrip schuim heeft 3 verschillende betekenissen: 1) luchtige vloeistof of vaste stof. luchtige vloeistof of vaste stof die bestaat uit een hoeveelheid samenhangende, met lucht of een ander gas gevulde blaasjes, bijvoorbeeld het schuim op een glas bier of op de golven van de zee, of piepschuim. 2) gespuis. groep personen die met...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schuim

schuim - zelfstandig naamwoord 1. massa met veel lucht erin, vooral aan de bovenkant van een vloeistof ♢ op een glas bier hoort een laagje schuim 1. het schuim stond hem op de lippen [hij was heel erg kwaad]...

2024-04-25
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

schuim

Wordt verkregen van schuimdeeg (= pâte à merinque) met als hoofdbestanddelen stijf geslagen eiwit en suiker. Door het toevoegen van diverse smaakstoffen als likeur, vruchten, noten e.d. kunnen vele variaties, vormen en smaken ontstaan.

2024-04-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

schuim

gespuis; het slechtste van het volk. Personen worden hier met onzuiverheden vergeleken. En toen Leisah groter werd, schold die ander haar steeds uit voor ‘Schuim’. Dit scheldwoord herinnerde Leisah eraan waar zij vandaan gekomen was. (Miep Diekmann, Padu is gek, 1957) Dat zit hij allemaal te denken en op te schrijven als ze uit de slaa...

2024-04-25
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Schuim

Schuim in een droom wijst op de ‘schuimklopperij’ van een praatjesmaker in de waaktoestand, die tegenover z’n medemensen alleen maar gewichtig wil doen. Wie uit de schuimkoppen van de zee opduikt en aan land gaat, zal in een nieuwe levensperiode succesvol zijn (hier neemt de droom het beeld uit de mythologie over: Aphrodite is uit...

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

schuim

schuim - Een continuüm met gas en vloeistof, waarin gasbellen zich bevinden in veel minder vloeistof, die zich uitzet en zo celwanden vormt.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schuim

s.n., skom (it), skûm (it), brûs (it); tot ijs geworden —, skomiis (it).

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schuim

o., g.mv., 1. massa samenhangende blaasjes, door in- en uitwendige werking op de oppervlakte v. een vloeistof verenigd of waarin een vloeibare of colloïdale stof overgaat: schuim op bier ; het schuim der zee ; (dicht.) het zilte schuim, de zee; schuim van zeepsop ; eieren tot schuim klutsen; 2. schuimachtig...