m. (-en), toestand van tijdelijke bewustzijnsdaling, waarbij het gedrag geordend blijft en soms gecompliceerde handelingen foutloos worden verricht. Een patiënt in een schemertoestand is zich slechts van een deel van de werkelijkheid bewust; vaak maakt hij de indruk van een slaapwandelaar, soms echter is niets aan hem te merken.
Iemand in een dergelijke toestand kan impulsief iets ondernemen (een moord plegen, ver weg reizen), waarvan hij zich meestal niets herinnert, als hij weer ‘tot zichzelf gekomen is’. Een schemertoestand berust meestal op hysterie of op epilepsie; ook alcoholgebruik kan de oorzaak zijn.