v./m. (-schroeven), voortstuwingswerktuig dat het machinevermogen omzet in stuwdruk.
Een scheepsschroef bestaat in principe uit een naaf en 2—5 bladen en wordt gemaakt uit gietijzer, gietstaal en brons. Ook uit nylon, dat als voordelen heeft lager gewicht, grotere bestendigheid tegen zeewater en goede weerstand tegen cavitatie. Tijdens het draaien van de schroef worden de bladen door het water omstroomd. Op de bladen ontstaat dan aan de drukzijde een overdruk, aan de rugzijde een onderdruk; het drukverschil (stuwdruk) verplaatst de schroef en daarmee het schip. De stromingen om een schroef kunnen nauwelijks berekend worden; eigenlijk kan de meest geschikte vorm alleen door uitgebreide proeven vastgesteld worden (cavitatietank, vacuümtank). Ter verkrijging van een zo groot mogelijke stuwdruk bij een gering brandstofverbruik bij elke vaarsnelheid, gebruikt men op grote schepen schroeven met verstelbare bladen. De bladstand wordt vanaf de brug bediend.
Een bijkomend voordeel is dat bij bepaalde bladstand de vaarrichting wordt omgekeerd. Heeft de scheepsschroef vaste bladen, dan moet de motor eerst gestopt worden en vervolgens gestart met omgekeerde draaiingsrichting. Een verstelmechanisme maakt een schroef kwetsbaarder.